Nummer: 06/2676/JB
Betreft: [klager] datum: 8 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door respectievelijk mr. L.H. Weijer,
namens
[...], geboren op [1990], verder te noemen klaagster, en
mr. W.M. Smeets, namens klaagsters ouders [...] en [...] gericht tegen een beslissing d.d. 20 oktober 2006 van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 februari 2007, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. L.H. Weijer, klaagsters ouders [...] en [...], en namens de
Minister [...], juridisch medewerker, en mevrouw [...], medewerker individuele jeugdzaken.
De selectiefunctionaris is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in de behandelinrichting Harreveld, sector Alexandra te Almelo ongegrond verklaard.
2. De feiten
Bij beschikking van de kinderrechter van 9 februari 2006 is klaagster onder toezicht gesteld en is de machtiging tot plaatsing van klaagster in een normaal beveiligde justitiële jeugdinrichting verlengd tot 10 mei 2006. Bij beschikking van de
kinderrechter van 8 mei 2006 is de machtiging verlengd tot 9 februari 2007. Bij beschikking van de kinderrechter van 15 januari 2007 is klaagsters ondertoezichtstelling verlengd tot 9 februari 2008 en is met ingang van 9 februari 2007 de duur van de
machtiging tot plaatsing van klaagster in een normaal beveiligde justitiële jeugdinrichting verlengd tot 1 maart 2007.
Klaagster verbleef in de opvanginrichting De Hunnerberg te Nijmegen. Van 23 mei 2006 tot 4 september 2006 is zij geplaatst in de FOBA van De Hartelborgt te Spijkenisse. Op 4 september 2006 is zij geplaatst in de normaal beveiligde behandelinrichting
Harreveld, sector Alexandra, te Almelo.
3. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Op 12 februari 2007 heeft de zitting van de kinderrechter plaatsgevonden. De beschikking kan ieder moment worden afgegeven. De uithuisplaatsing
zal met vier maanden worden verlengd met de gedachte dat bezien moet worden of klaagster geplaatst kan worden in een orthopsychiatrische setting. Als dat lukt, zal de kinderrechter daaraan meewerken. De machtiging uithuisplaatsing zal doorlopen zolang
dat niet duidelijk is. Over vier maanden zal een nieuwe zitting plaatsvinden. De raadsvrouw van de ouders is samen met klaagsters raadsman en de gezinsvoogd overeengekomen dat als plaatsing in de Ottho Gerhard Heldringstichting te Zetten (OGHZ) niet
mogelijk is, gezocht zal worden naar een andere orthopsychiatrische inrichting. Er zijn ook twee andere soorten orthopsychiatrische inrichtingen, waar zij zonder machtiging geplaatst kan worden. In de OGHZ zal zij drie maanden in een gesloten setting
geplaatst worden. Besloten behandeling in een orthopsychiatrische setting kan slecht gedurende beperkte tijd worden geboden. Bij klaagster is er aandacht voor mogelijke onttrekking, maar als zij haar medicatie inneemt is er niets aan de hand.
Wegloopgevaar is thans niet aanwezig. Toen de rapportage werd opgemaakt was dat anders maar klaagster gebruikte toen nog geen medicatie. Volgens De Hunnerberg was er geen risico voor onttrekking. Klaagster is al met onbegeleid verlof geweest.
Hoewel de gezinsvoogd het ter zitting eens was met de raadslieden en de kinderrechter is hij - volgens de door de aanwezigen namens de Minister overhandigde fax - drie dagen later een andere mening toegedaan en staat ineens ten onrechte het
wegloopgevaar voorop. De raadsvrouw kan het proces-verbaal van de zitting opvragen waaruit zal blijken dat de gezinsvoogd ter zitting anders heeft verklaard.
Klaagster wil ook zelf behandeld worden en realiseert zich dat zij, als zij geen medicatie inneemt, mogelijk terug kan vallen. Zij heeft in De Hartelborgt dan ook zelf om medicatie gevraagd.
Klaagster zit nu ruim dik een jaar in een gesloten inrichting. Het gaat redelijk in Harreveld maar zij heeft het er niet naar haar zin. Ze zit in een groep met verwaarloosde meisjes en hoort daar niet thuis. Sinds een maand wordt haar therapie geboden,
een soort sociale vaardigheden therapie. Zij heeft in de vorige inrichting al eerder dit soort therapie gehad. Als zij dit naar voren brengt, wordt haar gezegd dat zij er misschien dan dit keer wel iets van kan opsteken. Voorop staat dat klaagster op
een voor haar geschikte behandelplek zal worden geplaatst. De reisafstand voor de ouders is daaraan ondergeschikt.
Namens de Minister is de beslissing als volgt toegelicht. Overeenkomstig het indicatiebesluit is klaagster geplaatst in de locatie Alexandra. Zowel in de OGHZ als in de locatie Alexandra wordt een psychiatrische behandeling geboden. De gesloten
behandeling in Alexandra duurt langer dan in de OGHZ. Ook bij plaatsing in locatie Alexandra kan doorgeplaatst worden naar de OGHZ. De OGHZ is een meer beperkt beveiligde inrichting. Eventuele plaatsing in de OGHZ valt wel binnen de reikwijdte van de
beslissing van de kinderrechter. Het is niet mogelijk om af te wijken van het indicatiebesluit van bureau jeugdzorg. Als bureau jeugdzorg andere mogelijkheden aangeeft dan wordt daarin meegegaan. Contact is opgenomen met de gezinsvoogd. Hij is in
overleg met Harreveld tot dit besluit gekomen. Het advies van Harreveld dateert van januari 2007. Op termijn zal klaagster doorgeplaatst worden naar de OGHZ. Locatie Alexandra heeft duidelijk aangegeven dat klaagster daar nu nog niet aan toe is. Zij is
pas net stabiel in medicatie. Pas later zal zij kunnen doorstromen naar OGHZ. Als de gezinsvoogd er anders over zou denken, zou tot een andere selectiebeslissing zijn gekomen. Op basis van het behandelde ter zitting van de kinderrechter op 15 januari
2007 is overeengekomen om de kinderrechter te informeren of klaagster op korte termijn kan worden overgeplaatst of al overgeplaatst is naar OGHZ. De gezinsvoogd dacht dat hij klaagster op grond van het bepaalde door de kinderrechter moest aanmelden bij
de OGHZ maar is daar op teruggekomen. Niet verwacht wordt dat de gezinsvoogd zijn beslissing zal herzien.
4. De beoordeling
Klaagster is uit huis geplaatst. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
De Minister heeft beslist om klaagster te plaatsen in de locatie Alexandra. Deze behandelinrichting is normaal beveiligd.
Gelet op het onderliggende advies van de locatie Alexandra van januari 2007 en het schrijven van de gezinsvoogd van 14 februari 2007 is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet onredelijk of onbillijk kan worden genoemd. De beroepscommissie acht het echter wel van groot belang dat klaagster in overleg met de locatie Alexandra en de gezinsvoogd zodra mogelijk naar de OGHZ wordt overgeplaatst. Uit de
behandeling ter zitting is gebleken dat klaagster, ondersteund door haar ouders, therapiebereid is en bereid is om medicatie in te nemen. Naar het oordeel van de beroepscommissie verblijft klaagster, die in een groep voor verwaarloosde meisjes
geplaatst
is, momenteel niet in de juiste setting en is eerder de orthopsychiatrische setting van de OGHZ voor behandeling van klaagster aangewezen. Het ligt echter op de weg van Bureau Jeugdzorg en de gezinsvoogd en niet die van de Minister om dit te
initiëren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond met verwijzing naar de aanbevelingen als vermeld onder 4.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. P. Vlaardingerbroek en dr. I. Weijers, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 maart 2007
secretaris voorzitter