Nummer: 06/1747/JB
Betreft: [klager] datum: 7 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1988], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 6 juli 2006 van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 september 2006, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klager en namens de Minister [...], juridisch medewerker.
Bij tussenbeslissing van 20 oktober 2006, welke aan deze uitspraak is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd, heeft de beroepscommissie de behandeling van de zaak aangehouden tot 20 december 2006 om te bezien of de
groepsgerichte
behandeling in Den Engh bij klager aan zou slaan.
Klager heeft in een schrijven van 13 december 2006 aangegeven dat de behandeling in Den Engh niet aanslaat en dat hij persisteert bij zijn beroep.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 februari 2007, gehouden in j.j.i. Den Engh zijn gehoord klager en namens de Minister [...], juridisch medewerker, en [...], medewerker individuele jeugdzaken.
De selectiefunctionaris is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De standpunten
Klager heeft aan het ter zitting van 20 september 2006 aangevoerde toegevoegd dat hij de behandeling een kans heeft gegeven, maar nog steeds van mening is dat de groepsgerichte behandeling niet aanslaat. Hij prefereert individuele behandeling in
Overberg. Hij is tweemaal weggelopen uit Overberg. Op zich gaat het goed met klager op de groep maar hij voelt zich met name qua opleiding niet op zijn plek. De p.i.j.-maatregel is in juli 2006 verlengd en klager heeft tegen die beslissing hoger beroep
aangetekend. Een zittingdatum is nog niet bekend. Inmiddels wordt klager verlof toegestaan. Hij is al een paar keer buiten de inrichting geweest. Het is goed om te horen dat Den Engh positief over hem is. In Overberg heeft hij veel certificaten
behaald.
Hij voelt zich niet op zijn gemak bij de jongens in de LVG-groep van Den Engh. Zij zijn een beetje anders. Zij denken niet verstandig na. Klager denkt zelf meestal wel na, vooral wat scholing betreft. Hij zou graag een hoger niveau willen doen dan dat
hem in Den Engh wordt aangeboden. Hier wordt hem alleen maar een houtopleiding geboden, terwijl hij in Overberg al de basisopleiding metaal heeft gedaan. Voor het laatst is er in 2002 een IQ-test bij hem afgenomen. Als het mogelijk is zou klager graag
een nieuwe IQ-test willen doen. In Den Engh wordt hem die test niet afgenomen.
Namens de Minister is aan het eerder ingenomen standpunt het volgende toegevoegd. Den Engh heeft in de aanvullende inlichtingen van 14 februari 2007 aangegeven dat klager zich positief ontwikkelt in de groep. De groepsgerichte behandeling slaat
voldoende aan. Hoewel klager een IQ van 83 heeft, past hij, gelet op een leerachterstand mogelijk opgelopen in het basisonderwijs en problematiek, goed binnen de doelgroep van Den Engh. Inmiddels is klager begeleid verlof verleend en eind januari 2007
is onbegeleid verlof aangevraagd. Als klager een IQ-test wil afleggen, zou hij dat kunnen verzoeken aan de gedragswetenschapper.
2. De beoordeling
Klager ondergaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
Aanvankelijk verbleef klager in de behandelinrichting Overberg, waar hij tweemaal is ontvlucht. In het kader van een herselectie is hij overgeplaatst naar de behandelinrichting Den Engh, een normaal beveiligde inrichting, waar hij is geplaatst op een
afdeling voor licht verstandelijk gehandicapten (LVG).
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de aanvullende inlichtingen van 14 februari 2007 van Den Engh inhoudende dat klager qua niveau en problematiek goed past binnen de doelgroep van Den Engh en een positieve ontwikkeling meemaakt in de
groep, de beslissing van de selectiefunctionaris niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Wel geeft de beroepscommissie in overweging om klager, die meermalen de wens heeft uitgesproken om opnieuw een IQ-test te ondergaan, daartoe in de gelegenheid te stellen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. P. Vlaardingerbroek en dr. I. Weijers, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 maart 2007
secretaris voorzitter