Nummer: 06/2529/JB
Betreft: [klager] datum: 7 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Harte, namens
[...], geboren op [1989], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 27 september 2006 van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 februari 2007, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Harte, en namens de Minister [...], juridisch medewerker, en
[...], medewerker individuele jeugdzaken.
De selectiefunctionaris is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de groep transport en logistiek van de behandelinrichting Den Engh te Den Dolder ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 23 oktober 2005 gedetineerd.
Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d.25 april 2006 is aan klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. De tenuitvoerlegging van de maatregel is begonnen op 12 september 2006.
Klager verbleef in de opvanginrichting Rentray te Lelystad.
Vanuit deze inrichting is hij aanvankelijk bij beslissing van 3 juli 2006 geselecteerd voor de beperkt beveiligde maritieme afdeling van de behandelinrichting Den Engh te Ossendrecht. Vervolgens is hij geselecteerd voor de normaal beveiligde transport
en logistiek afdeling van de behandelinrichting Den Engh te Den Dolder, waar hij op 12 september 2006 is geplaatst.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Met de officier van justitie is ter zitting van de rechtbank afgesproken dat als klager afstand zou doen van zijn recht op hoger beroep hij nog deel zou kunnen nemen aan de groep maritiem, die in mei 2006 zou starten. Klager heeft om die reden dezelfde
dag afstand gedaan. De officier van justitie kon natuurlijk geen 100% garantie geven daarmee maar zij heeft gezegd dat zij haar best zou doen voor klager en dat het ging lukken. Zij heeft daarmee het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat klager
geplaatst zou worden op de maritieme afdeling. Klager komt uit een familie die maritiem actief is en hij is zeer gemotiveerd voor behandeling op de maritieme afdeling. Ook de jeugdreclassering heeft geadviseerd om klager op de maritieme afdeling te
plaatsen.
Klager heeft het niet echt naar zijn zin op transport en logistiek. Hij stelt zich wel positief op en probeert er het beste van te maken. Zijn p.i.j.-maatregel loopt eerder af dan bij de andere jongens op zijn groep en hij moet telkens wachten op de
andere jongens. Dit geldt ook voor school. Er zitten jongens in zijn groep die nog niet eens het alfabet kunnen opzeggen. Bij maritiem wordt eerder begonnen met een opleiding. Hij verkeert momenteel in een cruciale fase van zijn leven. Opleiding op dit
moment is erg belangrijk. Als hij op maritiem wordt geplaatst, zal hij net als op transport en logistiek zijn opleiding niet af kunnen maken, maar hij heeft dan in ieder geval meer opleiding gehad.
Klager heeft al eerder bij zijn tante stage gelopen op de binnenvaart naar Antwerpen. Zijn vader is stuurman. Klager zou bij zijn tante later een opleiding tot matroos kunnen volgen.
De selectiefunctionaris heeft de beslissing als volgt toegelicht.
Bezien is of plaatsing op de maritieme afdeling mogelijk zou zijn. De adviezen wezen aanvankelijk ook in die richting. Bij het samenstellen van de groepen kwam echter naar voren dat de geselecteerden civielrechtelijk geplaatste jonge jongens waren.
Voor de reguliere SGS-groep waren jeugdigen met een p.i.j.-maatregel geselecteerd van klagers leeftijd. Volgens het advies van Den Engh zou het maritieme traject echter te licht zijn en zou klager beter behandeld kunnen worden op de transport en
logistiek afdeling, waar meer behandeling wordt geboden. In het maritiemtraject wordt veel eerder begonnen met opleiding. Prioriteit dient gelegd te worden bij behandeling van de gedragsproblematiek en niet bij de (vak)opleiding.
4. De beoordeling
Klager ondergaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
Klager is overeenkomstig het advies van de rechtbank en het advies van bureau jeugdzorg aanvankelijk geselecteerd voor de locatie Ossendrecht van Den Engh, een maritieme behandelafdeling met een beperkt beveiligd regime. Met klager is afgesproken dat
als hij direct afstand zou doen van rechtsmiddelen hij nog deel zou kunnen nemen aan de maritieme groep die in mei 2006 zou starten. Vervolgens heeft de selectiefunctionaris, gelet op het advies van Den Engh van 21 september 2006, beslist om klager te
selecteren voor de SGS-afdeling van Den Engh te Den Dolder, een zogenaamde transport en logistiek behandelafdeling met een normaal beveiligd regime.
De beroepscommissie is van oordeel dat bij klager gerede verwachtingen zijn gewekt waardoor klager erop mocht vertrouwen dat hij op de maritieme afdeling zou worden geplaatst. Klager is zeer gemotiveerd voor plaatsing in de maritieme groep en het
beperkt beveiligd regime van de maritieme groep zal naar het oordeel van de beroepscommissie geen beletsel vormen om klager daar te plaatsen. Volgens het advies van Den Engh, dat door de selectiefunctionaris is overgenomen, dient prioriteit te worden
gegeven aan behandeling van klagers gedragsproblematiek.
De beroepscommissie acht onvoldoende duidelijk geworden waaruit de behandeling op de SGS-afdeling, waaraan de selectiefunctionaris de voorkeur geeft, zou bestaan en welke meerwaarde deze behandeling zou hebben boven de behandeling in Ossendrecht. Door
Den Engh noch door de selectiefunctionaris zijn de behandelcriteria nader ingevuld.
Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden genoemd.
Daarom zal de beroepscommissie de beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen twee weken na ontvangst daarvan.
Nu de rechtsgevolgen van de beslissing ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie geen tegemoetkoming vaststellen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de selectiefunctionaris.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, prof. mr. P. Vlaardingerbroek en prof. dr. I. Weijers, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 maart 2007
secretaris voorzitter