Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3301/GB, 15 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3301/GB

betreft: [klager] datum: 15 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.L.J. Janssen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 december 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, met behulp van een tolk in de Italiaanse taal en bijgestaan door zijn raadsman
mr. S.L.J. Janssen, op 19 januari 2007 door een lid van de Raad gehoord. Hiervan is een verslag opgemaakt, waarop door de selectiefunctionaris is gereageerd op 6 februari 2007.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 24 november 2006 gedetineerd. Hij verbleef op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught. Op 22 december 2006 is klager in de EBI geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI als volgt toegelicht.
Klager heeft een kind van drie jaar oud dat hij, als het hem komt bezoeken, in de armen wil kunnen sluiten. Klager is nog steeds niet veroordeeld en zolang klager niet schuldig is bevonden, moet hij zijn kind in zijn armen kunnen sluiten. Als klager
zijn kind niet in zijn armen kan sluiten geeft hij er de voorkeur aan om het niet bij hem op bezoek te laten komen. Het kind kan hem dan beter niet zien.
Klagers raadsman heeft overeenkomstig de aangehechte pleitnotitie het woord gevoerd.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de l.a.a. Nieuw Vosseveld is aangegeven dat klager recent op basis van informatie van de onderzoeksinspecteur en de officier van justitie op de l.a.a. is geplaatst. Inmiddels is er ook een rapport
van
het GRIP voorhanden, waaruit blijkt dat klager moet worden gezien als een “kopstuk” binnen de Italiaanse maffia. Naast de betrokkenheid in een Nederlands onderzoek hebben de Italianen ook meer dan buitengewone interesse voor hem. Het
uitleveringsverzoek
is binnen. Op basis van feitelijke verdenkingen in Nederland en Italië moet bij veroordeling dan ook rekening worden gehouden met een lange gevangenisstraf. Uit de ambtelijke informatie wordt duidelijk dat klager wordt gezien als een sleutelfiguur
binnen de Camorra. In deze gewelddadige maffiaorganisatie zijn veel mensen, geld, wapens, macht en middelen voorhanden. Daarnaast loopt nog een aantal verdachten vrij rond. Gezien dit alles en het feit dat klager veel te verliezen heeft, is de
directeur
van mening dat er rondom klager sprake is van een verhoogd veiligheidsrisico. Ondanks dat er geen directe aanwijzingen zijn die wijzen op vluchtgevaar is de directeur van mening dat een eventuele ontvluchting van klager zal leiden tot een ernstig
geschokte rechtsorde en maatschappelijke onrust. Tevens is het niet ondenkbaar dat de politieke / justitiële verhoudingen daarbij schade op zouden lopen. De directeur adviseert dan ook om klager te plaatsen in de EBI.

3.3. In het rapport van het GRIP van 12 december 2006 wordt door de rapporteur vermeld dat de drie op 24 november 2006 aangehouden personen, onder wie klager, kopstukken zijn van de Italiaanse maffia. In navolging van de aanhouding van klager en
zijn
medeverdachten zijn er in diverse woningen doorzoekingen geweest. In een woning waar de vrouw van klager als bewoonster aanwezig was, zijn onder andere aangetroffen een vijftal tassen met daarin grote bundels met geldbiljetten. In totaal werd er bij de
doorzoekingen een bedrag van 2,3 miljoen euro aangetroffen. Daarnaast zijn aangetroffen; 1 revolver met 10 patronen en 1 stiletto in een schoenendoos, en 1 blokje hash en 7 gsm’s. Klager heeft in Italië antecedenten met betrekking tot de volgende
delicten:
- Criminele samenspanning, type Camorra (Napolitaanse maffia):
- Deelname aan een criminele organisatie met als doel internationale drugshandel;
- Moord met voorbedachten rade;
- Illegaal voorhanden hebben en vervoer van een vuurwapen;
- Vervalsing van geld.
Klager is de sleutelfiguur binnen de zogeheten ‘Camorra’ en lid van de clan die bekend staat als de “Alfieri Carmine”. Veel leden van deze clan werden al gearresteerd. Feitelijk wordt klager verdacht van medeplichtigheid aan een moord die in Duitsland
plaatsvond. De rechtbank in Napels heeft meerdere bevelen tot bijzondere observatie uitgevaardigd ten opzichte van klager omdat hij als zeer gevaarlijk wordt aangemerkt. In de organisatie waar klager deel van uitmaakt is zeker sprake van geld, macht en
middelen. Er is naar de mening van de rapporteur om die reden sprake van een verhoogd veiligheidsrisico. De rapporteur adviseert hiermee rekening te houden bij plaatsing in een inrichting. Om elk risico van een eventuele ontvluchting, al dan niet met
hulp van buiten, waarbij het ook niet is uitgesloten dat er geweld zal worden gebruikt, uit te sluiten, is het aan te bevelen klager te plaatsen in een extreem goed beveiligde inrichting met een regime dat zodanig is dat een ononderbroken
tenuitvoerlegging van zijn detentie blijft gegarandeerd. Tevens adviseert de rapporteur om de nodige maatregelen te nemen met betrekking tot de controle op contacten met de buitenwereld op grond van de Pbw, zodat het Meldpunt GRIP een bijdrage kan
leveren aan de veiligheid van de inrichting. De rapporteur geeft daarbij in overweging om klager te plaatsen in de EBI.

3.4. De selectiefunctionaris die klager op 19 december 2006 in l.a.a. Nieuw Vosseveld heeft gesproken in het kader van het voorstel tot plaatsing in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager is op verzoek van de officier van justitie rechtstreeks vanuit het politiebureau in de l.a.a. geplaatst. Dit gebeurde in verband met een onderzoek naar de mogelijkheden om klager in de EBI te plaatsen. Vanuit Italië is bijzondere belangstelling
voor klager en zijn medeverdachten, waar zij (en klager in het bijzonder) worden verdacht van zeer ernstige feiten, zoals benoemd in het rapport van het Meldpunt GRIP. Gelet op de verkregen informatie is de selectiefunctionaris van mening dat er bij
ontvluchting sprake is van een onaanvaardbaar (internationaal) maatschappelijk risico. Om deze reden adviseert hij klager in de EBI te plaatsen.

3.5. De selectiefunctionaris heeft op 22 december 2006 schriftelijk bericht dat de noodzaak tot plaatsing aan de orde is geweest in vergadering van de Adviescommissie EBI op 21 december 2006. Uit de beschikbare informatie bleek dat klager moet
worden
gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Op 15 december 2006 was ten aanzien van klager sprake van informatie waaruit bleek dat klager deel uitmaakt van een criminele groepering die zich bezighoudt met het grootschalig transporteren en/of handelen in
(hard)drugs. Daarnaast is uit de rapportage van het GRIP gebleken dat klager deel uitmaakt van een criminele Italiaanse organisatie (maffia) en daar een vooraanstaande rol in bekleedt. De organisatie beschikt over geld, wapens en middelen die kunnen
worden gebruikt bij een mogelijke bevrijding. Tevens is uit huiszoekingen in Nederland gebleken dat klager de beschikking had over een grote hoeveelheid contant geld en dat ook wapens voorhanden waren. Gebleken is dat in Italië een strafrechtelijk
onderzoek tegen klager loopt, waardoor klager mogelijk wordt uit- of overgeleverd. In het verlengde van en met in achtneming van het vorenstaande adviseerde de Adviescommissie EBI, gehoord de selectiefunctionaris die klager heeft gesproken, klager over
te plaatsen naar de EBI. De selectiefunctionaris heeft daartoe besloten omdat klager, gezien het bovenstaande, wellicht een (zeer) lange gevangenisstraf staat te wachten voor de betrokkenheid in de Nederlandse en Italiaanse strafzaak. Dit alles maakt
het niet ondenkbaar dat klagers organisatie klager behulpzaam zal zijn bij een eventuele onttrekking (ontvluchting) aan detentie, al dan niet met gebruikmaking van wapens. Een eventuele ontvluchting zou zondermeer leiden tot grote maatschappelijke
onrust alsmede een ernstig geschokte rechtsorde. Klager zal worden overgeplaatst naar de EBI.

3.6. De selectiefunctionaris heeft op 6 februari 2007 schriftelijk bericht dat hij – zakelijk weergegeven – persisteert bij zijn standpunt.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden
geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. Voor zover er in de voorfase al sprake zou zijn van formele gebreken, zijn die in beroep geheeld. Klager is in beroep met behulp van een tolk en bijgestaan door zijn raadsman gehoord. Tevens zijn alle voorhanden zijnde stukken in het kader van
de behandeling van het beroep gewisseld.

4.5. Uit het selectieadvies van de directeur blijkt dat klager voorlopig is gehecht wegens verdenking van overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. Bij een doorzoeking in de woning waar klagers echtgenote verbleef, zijn onder andere vijf tassen met
grote bundels met geldbiljetten aangetroffen. Uit de rapportage van het GRIP blijkt dat klager deel uitmaakt van een criminele Italiaanse organisatie en dat hij daarin een vooraanstaande rol bekleedt. Daarnaast blijkt uit de GRIP-rapportage dat
rekening
moet worden gehouden met een eventuele ontvluchting met hulp van buitenaf, al dan niet met gebruikmaking van wapens. Tot slot heeft Italië om uitlevering van klager verzocht.

4.6. Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager bij ontvluchting een
onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt.
Klager valt derhalve in de onder 4.2 bedoelde categorie b. Het terzake door en namens klager gevoerde verweer kan hieraan niet afdoen.
De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klager te plaatsen in de EBI, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 15 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven