Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2343/GA en 06/2344/GA, 17 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2343/GA en 06/2344/GA

betreft: [klager] datum: 17 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 september 2006 van de beklagcommissie bij de locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 december 2006, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is gehoord [...], unit-directeur bij de locatie De Marwei.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklagen en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens onderzoek naar de betrokkenheid bij de bedreiging van een medegedetineerde;
b. de weigering van bezoek op 4 mei 2006.

De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Volgens de directeur is klager betrokken bij de bedreiging van een medegedetineerde. Klager heeft niemand bedreigd. Hij vindt dat hij niet op grond van beweringen van een medegedetineerde gestraft had mogen worden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht, waarbij hij een schriftelijke reactie ten aanzien van de bedreiging van een medegedetineerde door klager aan de beroepscommissie heeft overgelegd.
Uit deze reactie blijkt dat er onderzoek is gedaan naar de bedreiging, de afpersing en/of het geweld en dat dit onderzoek geen bewijs heeft opgeleverd daarvoor. Hierop is de maatregel van klager, na drie dagen, opgeheven.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a
Op basis van artikel 24, eerste lid, in combinatie met artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw, kan de directeur een gedetineerde in afzondering plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan
wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. De directeur heeft aan klager een maatregel van afzondering opgelegd teneinde te onderzoeken of klager betrokken was bij de bedreiging van, de afpersing van en/of het
geweld tegen een medegedetineerde. Zodra uit dit onderzoek bleek dat er geen bewijs was voor betrokkenheid van klager bij de bedreiging, de afpersing en/of het geweld is de ordemaatregel opgeheven. Hieruit volgt dat de directeur zorgvuldig heeft
gehandeld. Gelet op het vorenstaande moet de beslissing van de directeur om klager gedurende het onderzoek in afzondering te plaatsen niet onredelijk of onbillijk worden geacht. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
Overigens merkt de beroepscommissie op dat de beklagcommissie in haar uitspraak de terminologie voor de straf en de maatregel door elkaar heeft gehaald.

Met betrekking tot onderdeel b
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel b is aangevoerd kan – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ten aanzien
van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a en b ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 17 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven