Nummer: 06/2791/GB
Betreft: [klager] datum: 22 februari 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 oktober 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 15 juli 2005 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Alphen aan den Rijn.
3. De standpunten
3.1. Door klager en zijn raadsman, mr. J.M. van der Linden, is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zou medicatie hebben geweigerd, maar klager kon op dat moment zijn medicatie niet innemen omdat zijn Trachea stoma kapot was. Hij heeft toen negen dagen niet kunnen drinken. Dat was een fout van de medische dienst. De slechte verzorging van
klagers stoma is niet aan klager te wijten. Hij krijgt geen goede medische verzorging in de gevangenis Alphen aan den Rijn.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit de rapportage van de inrichting blijkt dat klager, die een Trachea stoma heeft, deze slecht verzorgt en met enige regelmaat medische verzorging niet toelaat. Daarnaast is er sprake van weigering van medicatie en weigering van medische hulp van de
medische dienst, waardoor buiten diensttijd van de medische dienst een GGD-arts moest worden opgeroepen. Ook is gebleken dat klager, ondanks dat er duidelijke afspraken over zijn gemaakt, verzuimt om zijn speciale dopje over zijn stoma te dragen. In
een
b.b.i. wordt een grote mate van zelfstandigheid verwacht met betrekking tot de verzorging van zijn stoma. In de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft klager laten zien dat dit geen vanzelfsprekendheid voor hem is. In het kader van de selectie is ook
advies van het Openbaar Ministerie (OM) gevraagd. Het OM heeft bezwaar tegen plaatsing van klager in een inrichting met regimair verlof, in verband met mogelijke maatschappelijke onrust als gevolg van de aard van het delict. Ook de inrichting heeft een
negatief advies afgegeven met betrekking tot plaatsing in een inrichting met regimair verlof, op basis van zijn arbeidsongeschiktheidsstatus en zijn medische ongeschiktheid om in een meerpersoonscel te worden geplaatst.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die
een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de
beoordeling
daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking),
alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de
gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de inrichting
klager in beginsel geschikt acht voor overplaatsing naar een b.b.i. De inrichting geeft voorts aan dat klager zou kunnen worden overgeplaatst naar een b.b.i., waar de mogelijkheid bestaat hem op een enkelcel te plaatsen. Deze mogelijkheid bestaat in de
b.b.i. Veenhuizen. Daarnaast overweegt de beroepscommissie dat er geen executie-indicator is afgegeven en heeft de politie positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofadres. Tot slot bestaat het door OM genoemde gevaar voor ernstige verstoring
van de rechtsorde slechts in de aard en ernst van het delict als zodanig.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 22 februari 2007
secretaris voorzitter