nummer: 06/2593/GA
betreft: [klager] datum: 22 februari 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda,
gericht tegen een uitspraak van 9 oktober 2006 van de beklagcommissie bij het voormelde h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 januari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is [...], unit-directeur bij het h.v.b. De Boschpoort gehoord.
Klager is met kennisgeving niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een isoleercel door personeel (bewaardersarrest).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is door het interne bijstandsteam in de isoleercel gezet. Klager was wat opgefokt, dus de directeur heeft hem even laten ‘afkoelen’ in de isoleercel. Het voorval vond plaats aan het eind van de dag. De directeur heeft ervoor gezorgd dat hij de
volgende dag voor het dagprogramma aanwezig was om het rapport af te handelen. De directeur had verwacht dat de beklagcommissie navraag bij hem zou doen over de tijd waarop hij het rapport heeft afgehandeld. Hij had dan wellicht nog bij het interne
bijstandsteam kunnen navragen wat de precieze tijd was. De directeur heeft het schriftelijke rapport pas later opgemaakt. Uiteindelijk gaat het maar om een kwartier. Het bewaardersarrest was noodzakelijk. Dit is door het personeel gedaan. Normaal
handelt de directeur het rapport snel af, maar in dit geval leek het beter om klager eerst even te laten afkoelen.
Nu het bewaardersarrest is verdisconteerd in de opgelegde sanctie, was er geen aanleiding om klager een tegemoetkoming toe te kennen
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Door de directeur is aangevoerd dat hij op het punt waarop de klacht gegrond is verklaard, niet expliciet is gehoord conform artikel 68, zevende lid, van de Pbw. Daargelaten de juistheid van de stelling van de directeur, kan daaraan voorbij worden
gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw, kan een ambtenaar of medewerker van de inrichting een gedetineerde voor ten hoogste vijftien uren afzonderen (bewaardersarrest). De directeur heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze termijn niet
zou zijn overschreden. Deze termijn, die een maximum behelst, dient nauwkeurig in acht te worden genomen. Dat het begin van de termijn in dit geval niet precies kan worden vastgesteld, moet voor risico van de directeur komen. Het beroep van de
directeur
dient in zoverre ongegrond te worden verklaard.
Ten aanzien van de tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat de directeur bij de oplegging van de ordemaatregel voldoende rekening heeft gehouden met de tijd die het bewaardersarrest heeft geduurd. De beroepscommissie ziet gelet op het
vorenstaande geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal derhalve ten aanzien van de tegemoetkoming gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het bewaardersarrest ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 22 februari 2007
secretaris voorzitter