Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3150/GB, 22 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/3150/GB

Betreft: [klager] datum: 22 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Scholtes, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor psychologisch onvolwassenen (jovo-h.v.b.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 28 september 2006 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Utrecht te Nieuwegein. Op 6 december 2006 is hij overgeplaatst naar het jovo-h.v.b. Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager wenst niet op een jovo-afdeling te worden geplaatst. Hij is van mening dat dit onvoordelig is voor zijn welzijn en zijn ontwikkeling. Klager verwijst daartoe naar het in het jaarverslag van de Raad van 2005 vermelde standpunt van de Raad omtrent
jovo’s. Klager verblijft inmiddels in het jovo-h.v.b. en is daar geplaatst in een éénpersoonsverblijfsruimte. Hij heeft in het jovo-h.v.b. slechts één uur recreatie per dag. Daarnaast is klager van mening dat de selectiefunctionaris hem had moeten
horen
alvorens op het bezwaarschrift te beslissen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Omtrent klager is op 16 november 2006 een eerste indicatiestelling opgemaakt. Op grond van die indicatiestelling, waarbij klager scoort op de tekortkoming “first-offender”, is besloten klager te selecteren voor plaatsing in het jovo-h.v.b. Nieuwegein.
Buiten de opmerking dat een dergelijke plaatsing onvoordelig is voor klagers welzijn en ontwikkeling, wordt door en namens klager geen verdere feitelijke onderbouwing van zijn bezwaren gegeven. De opmerkingen omtrent hetgeen in het jaarverslag van de
Raad over de jovo-afdelingen staat vermeld, heeft tot nog toe niet geleid tot een wijziging van het bepaalde in artikel 16 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Volgens artikel 16 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (verder: de Regeling) worden in inrichtingen of afdelingen voor de bijzondere opvang van psychologisch onvolwassenen onder meer gedetineerden geplaatst
die
ouder zijn dan 17 jaar en die zich door hun gedrag kenmerken als psychologisch onvolwassen. Uit het handboek voor de bijzondere opvang van psychologisch onvolwassen mannen binnen het gevangeniswezen (Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële
Inrichtingen, augustus 2001) kan worden afgeleid dat psychologische onvolwassenheid zich in algemene zin kenmerkt door een gebrek aan vaardigheden die noodzakelijk zijn voor een goede persoonlijke ontwikkeling. Daarbij komt dat gedetineerden in de
leeftijd van 16 tot (indicatief) 24 jaar zich in het algemeen in een relatief kwetsbare periode van hun ontwikkeling bevinden. Om te bepalen of een gedetineerde is gebaat bij plaatsing in een inrichting voor psychologisch onvolwassenen vindt
indicatiestelling plaats.

4.3. De beroepscommissie stelt vast dat klager, gelet op de tekst van artikel 16, aanhef en onder b, van de Regeling, qua leeftijd valt onder de categorie gedetineerden die in een jovo-inrichting kunnen worden geplaatst. Voorts is uit klagers
indicatiestelling gebleken dat hij een tekortkoming heeft; klager wordt aangemerkt als first-offender. Dit maakt dat hij eveneens voldoet aan het tweede criterium van artikel 16 van de Regeling. Tegen de achtergrond van het onder 4.2 overwogene komt de
beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hetgeen door en namens klager is aangevoerd maakt, nu één en
ander onvoldoende feitelijk is onderbouwd, dit oordeel niet anders.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven