Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3161/GB, 22 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/3161/GB

Betreft: [klager] datum: 22 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Breetveld, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 december 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Haaglanden te Zoetermeer afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 oktober 2006 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b./ISD De Grittenborgh te Hoogeveen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b./ISD Haaglanden als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft de afwijzende beslissing gemotiveerd door te wijzen naar de afstand tot het parket van insluiting (Zutphen). Daarmee doet hij voorkomen dat het opsporingsonderzoek nog in volle gang is. Dat is onjuist. Klager, die een
ontkennende verdachte is, wordt al maanden niet meer verhoord. De laatste keer dat hij gelicht werd, was op 13 november 2006. Sinds die datum heeft klager geen nadere processen-verbaal meer ontvangen en daarom heeft het er de schijn van dat het
onderzoek is afgerond. Door zijn verblijf in Hoogeveen is klager niet in staat zijn zoon, met wie hij een omgangsregeling heeft, te bezoeken. Hierdoor verwatert het contact met zijn zoon. Verder kan klagers moeder, gelet op haar leeftijd, inkomen en
gezondheid – zij kampt met spanningsklachten – hem in Hoogeveen niet bezoeken. Slechts zijn vriendin kan hem daar opzoeken en dan nog alleen als zij mee kan rijden met klagers broer. Door een en ander raakt klager in een geestelijk isolement en gaat
hij
depressieve kenmerken vertonen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het verzoek tot overplaatsing naar een h.v.b. in de regio Den Haag is afgewezen omdat door klager de noodzaak daartoe niet is aangetoond. Voorts geldt dat getracht om gedetineerden zoveel mogelijk binnen het arrondissement te plaatsen waar de
vervolging
plaatsvindt. Reden daarvoor is het bewaken van de rechtsgang en – ook – de transportkosten. Slechts in een enkel geval wordt van dit uitgangspunt afgeweken. Daartoe is dan een onderbouwing van een (medisch) deskundige noodzakelijk. Daarvan is de
selectiefunctionaris niet gebleken. Het moeten ondergaan van een detentie heeft een aantal nadelige gevolgen. Eén van die gevolgen is dat er minder sociale contact zullen zijn. Indien klager in eerste aanleg zal zijn veroordeeld, komt hij in aanmerking
voor overplaatsing naar een andere inrichting, welke dan mogelijk in de regio den Haag kan zijn gelegen. De verwachting is dat klager na 30 januari 2007 de status van (in eerste aanleg) veroordeelde zal hebben.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als in eerste aanleg veroordeelde in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Anders dan door en namens klager is aangevoerd
ziet het belang van een goede rechtsgang immers niet slechts op het opsporingsonderzoek. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Hetgeen door en namens verzoeker is aangevoerd omtrent de praktische bezwaren voor zijn bezoekers is geen reden
om
tot een ander oordeel te komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven