Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2029/GB, 20 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2029/GB

Betreft: [klager] datum: 20 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 juli 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is in de gelegenheid gesteld om op 15 januari 2007 te worden gehoord door een lid van de Raad. Klager heeft op 15 januari 2007 per fax laten weten dat hij afstand doet van zijn recht ter zitting te verschijnen. Klagers raadsman, mr. G.V. van der
Bom, heeft op 12 januari 2007 schriftelijk laten weten dat hij tevens niet aanwezig zal zijn op de zitting. Daarbij heeft klagers raadsman het beroepschrift schriftelijk aangevuld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten (BGG) Nieuw Vosseveld te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 28 juni 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis/ISD De Grittenborgh te Hoogeveen. Op 21 juli 2006 is hij overgeplaatst naar de BGG Nieuw Vosseveld, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 29 januari 2007, met nummer 06/2634/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 11 oktober 2006 van de beklagcommissie bij de
penitentiaire inrichting (p.i.) De Grittenborgh te Hoogeveen betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel wegens betrokkenheid bij een vechtpartij, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De reden waarom klager voor een BGG werd geselecteerd is omdat hij betrokken is geweest bij een vechtpartij waarbij een medegedetineerde gewond is geraakt. Klager ontkent niet dat er een vechtpartij is geweest, maar wel dat hij hier debet aan zou zijn.
Klager stelt dat hij is aangevallen door die bewuste medegedetineerde en dat hij enkel uit lijfsbehoud heeft gehandeld. Klager bevond zich die dag in zijn eigen kamer en de bewuste medegedetineerde kwam de kamer van klager binnen en vloog hem direct
aan. Klager kon geen kant meer op en moest zichzelf wel verdedigen. Om die reden acht hij het onredelijk dat hij nu de dupe van een en ander is geworden. Klager vindt de overplaatsing naar de BGG buiten alle proporties. De selectiefunctionaris heeft
zich in zijn beslissing laten leiden door éénzijdige informatie afkomstig van de directie rond de toedracht van de vechtpartij.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 15 mei 2006 overgeplaatst vanuit de p.i. Ter Apel naar de p.i. De Grittenborgh omdat hij betrokken was bij een vechtpartij. Hij was niet bereid de ruzie bij te leggen en gaf aan de bewuste gedetineerde nog wel te pakken. Op 14 juli 2006
raakt klager wederom betrokken bij een vechtpartij. Tijdens deze vechtpartij heeft klager zijn medegedetineerde verwondingen, snijwonden en bijtplekken bezorgd. Gelet op het feit dat klager in zeer korte tijd tweemaal bij een vechtpartij betrokken is
geraakt, is besloten om klager naar de BGG over te plaatsen. Klagers raadsman stelt dat klager uit lijfsbehoud heeft gehandeld. In de rapportage wordt echter gesproken van “extra toegetakeld”. Het is met name het feit dat klager bij herhaling betrokken
raakt bij een vechtpartij dat maakt dat hij niet langer in een regime van algehele gemeenschap past.

4. De beoordeling
4.1. De BGG Nieuw Vosseveld is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan.
De
selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers betrokkenheid bij meerdere vechtpartijen verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve kan de beslissing klager vooralsnog over te plaatsen
naar
een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 20 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven