nummer: 07/206/GV
betreft: [klager] datum: 20 februari 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 25 januari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager in zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking niet-ontvankelijk verklaard.
2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klagers partner is zwanger en is uitgerekend op 23 februari 2007. Klager wil aanwezig zijn
bij de bevalling. Daarnaast moet klager binnen drie dagen na de bevalling aangifte doen bij de gemeente. Tot slot is klager moslim en dient hij op de zevende dag na de geboorte een schaap te slachten dan wel daarbij aanwezig te zijn.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om strafonderbreking om bij de bevalling van zijn levenspartner aanwezig te zijn, is niet-ontvankelijk verklaard omdat klager niet onherroepelijk is veroordeeld.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat klager nog niet onherroepelijk is veroordeeld.
3. De beoordeling
Klager heeft om strafonderbreking verzocht om aanwezig te zijn bij de bevalling van zijn partner, om binnen drie dagen na de bevalling aangifte te doen bij de gemeente en om zeven dagen na de bevalling een schaap te slachten dan wel daarbij aanwezig te
zijn.
De beroepscommissie stelt, op grond van door klager zelf verstrekte nadere informatie, vast dat de partner van klager op 6 februari j.l., dus eerder dan verwacht, is bevallen en dat sindsdien meer dan zeven dagen zijn verstreken.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande heeft klager geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep. Hij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 20 februari 2007.
secretaris voorzitter