nummer: 07/115/GV
betreft: [klager] datum: 16 februari 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 15 januari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager wil graag algemeen verlof ten behoeve van resocialisatie. Hij is gemotiveerd om zijn leven te
beteren en is bereid daartoe te worden opgenomen bij Exodus te Leiden. Op 17 januari 2007 was een intakegesprek gepland bij Exodus. Klager heeft zich nooit schuldig gemaakt aan verstoring van de openbare orde. Binnen de inrichting heeft klager nooit
een
sanctie of een disciplinaire straf gehad. Daarnaast had hij nooit een positieve urinecontrole. Bij zijn aankomst op Schiphol had klager een whiskyfles, parfum en toiletspullen bij zich. Dit waren cadeaus voor anderen. Volgens de informatie van het
bureau selectie en detentiebegeleiding had klager een positieve uitslag van een urinecontrole, maar volgens klager is dat niet zo.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager komt, op grond van zijn recidive en gelet op het gegeven dat hij het huidige delict in de proeftijd van een eerdere veroordeling heeft gepleegd, niet aanmerking voor vrijheden. In zijn beroepschrift schrijft klager dat hem hierdoor de kans wordt
ontnomen te werken aan een betere toekomst en een beter leven in deze samenleving. Klager komt al sinds 1991 in aanraking met justitie en is tussen 1991 en heden twintig keer veroordeeld, waarbij het grootste aantal veroordelingen te maken had met
diefstal en diefstal met geweld. Vanaf 1 juni 2004 is klager ongeveer zeven keer gedetineerd geweest. Tussen die detenties is hij telkens slechts een aantal dagen tot maximaal vier maanden buiten, in de samenleving geweest. Van enig traject met
betrekking tot veelplegers in samenwerking met de reclassering is niets bekend en is niets door klager aangetoond. Volgens het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) is er sprake van een alcoholverslaving bij klager. Dat klager hier bij
urinecontroles niet op scoort is niet zo verwonderlijk gezien het feit dat alcohol in de inrichting niet voorhanden is. De kans dat klager niet met zijn vrijheden kan omgaan is aanzienlijk en zal tot gevolg hebben dat de openbare orde opnieuw zal
worden
verstoord. Het lijkt niet reëel om klager verlof te verlenen, terwijl hij nog een straf dient uit te zitten tot 2 juli 2007. Klagers wil om te veranderen lijkt aangetoond door de intake bij Exodus, maar de verandering heeft nog niet plaatsgevonden. In
de uitnodiging van Exodus wordt gesproken over een opname in het kader van artikel 43, derde lid, van de Pbw, maar voor zover bekend is daarop nog geen actie ondernomen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen heeft aangegeven klagers verlofaanvraag, gelet op diens houding en motivatie te ondersteunen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof, omdat een ernstig vermoeden bestaat dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot
invoer
van contrabande. Daarnaast is er sprake van recidive. Klager heeft volgens het administratiesysteem van het arrondissementsparket te Amsterdam 26 strafzaken op zijn naam. Bovendien is klager verslaafd aan het gebruik van alcohol. Er is geen vertrouwen
in de goede afloop van het verlof.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 juli 2007.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.
De officier van justitie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Reden hiervoor is het ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van contrabande. Daarnaast blijkt
uit
het uittreksel justitiële documentatie dat klager in de periode van 1991 tot heden veelvuldig heeft gerecidiveerd. Door de directeur van het h.v.b. Almere-Binnen is een positief advies uitgebracht vanwege klagers houding en motivatie. Uit het
inrichtingsadvies blijkt echter niet waaruit deze (positieve) houding en motivatie blijkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van
de
Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), in dit stadium van
klagers detentie nog niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 16 februari 2007.
secretaris voorzitter