Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0247/GV, 16 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/247/GV

betreft: [klager] datum: 16 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 januari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H.J. Voors om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat het verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klagers echtgenote is op 12 februari 2007 ’s avonds in het ziekenhuis opgenomen en via een
keizersnede bevallen. Klager is op die dag ’s middags in vrijheid gesteld om bij de operatie aanwezig te kunnen zijn en dient zich op 15 februari 2007 weer te melden. Het verzoek tot strafonderbreking was niet alleen bedoeld om bij de bevalling
aanwezig
te zijn maar ook om het bedrijf zodanig te organiseren dat het voortbestaan daarvan kan worden verzekerd en een derde tijdens de verdere detentie van klager de bedrijfsvoering op zich kan nemen. Met de vervroegde geboorte van de baby is de situatie
alleen nog maar nijpender geworden. Verzocht wordt om het beroep met voorrang en met spoed te willen behandelen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Als er geen contra-indicaties zijn wordt aan een gedetineerde, zo ook aan klager, strafonderbreking verleend bij de geboorte van een kind. Drie dagen strafonderbreking worden verleend omdat niet van te voren in te schatten is hoe lang een bevalling
gaat
duren en om de vader in de gelegenheid te stellen het kind aan te geven bij de burgerlijke stand. Het doordraaien van een wassalon is in dit geval geen reden tot het verlenen van een strafonderbreking. Klager verblijft sinds 2005 in detentie. Het kind
is tijdens detentie verwekt. Klager wist dat hij nog tot 2009 gedetineerd is en dus niet in staat zou zijn om een rol van betekenis te vervullen in de wassalon. Hij had tijdig maatregelen kunnen treffen voor de (toekomstige) situatie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zutphen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met de bevalling van klagers echtgenote.
De officier van justitie bij het internationaal rechtshulpcentrum te Groningen heeft ingestemd met enkele dagen strafonderbreking voor aanwezigheid bij de bevalling en negatief geadviseerd ten aanzien van een strafonderbreking voor een periode van drie
maanden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en drie maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod.
De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 februari 2009.

Klager heeft om strafonderbreking verzocht onder meer om aanwezig te kunnen zijn bij de bevalling van zijn echtgenote en om het bedrijf dat hij samen met zijn echtgenote voert zodanig te organiseren dat het voortbestaan kan worden verzekerd en een
derde
de bedrijfsvoering op zich kan nemen.

Uit artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (de Regeling) volgt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer van de
gedetineerde dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In onder meer artikel 36 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Zo kan strafonderbreking ingevolge dit artikel worden verleend voor het bijwonen
van
de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde. Uit de stukken is gebleken dat aan klager hiervoor strafonderbreking is verleend voor een periode van drie dagen. Derhalve is voor wat betreft dit onderdeel van het beroep klagers belang aan het
beroep komen te ontvallen en zal de beroepscommissie klager in dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren.

Uit artikel 38 van de Regeling volgt dat eenmalig strafonderbreking kan worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient in dit verband (onder meer) aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid
noodzakelijk is.
Noch uit de zich in het dossier bevindende stukken, noch uit hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht, is aannemelijk geworden dat thans sprake is van een dringende omstandigheid van zakelijke aard als bedoeld in artikel 38 van de Regeling,
waarvoor klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Niet valt in te zien waarom klager één en ander niet eerder had kunnen regelen of uit de inrichting van verblijf zou kunnen regelen. De beroepscommissie zal dit onderdeel van het beroep
ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voorzover het gericht is tegen een afwijzing van het verzoek om strafonderbreking teneinde de bevalling van zijn echtgenote te kunnen bijwonen en verklaart het beroep voor het overige
ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 februari 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven