Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2547/GM, 8 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2547/GM

betreft: [klager] datum: 8 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyderbos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 september 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn klager, diens raadsman mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, noch de inrichtingsarts verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 16 mei 2006, betreft het niet voorschrijven van een orthopedisch matras.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft al langere tijd last van rugpijn. Daarvoor werd hij in de inrichting al langere tijd door de fysiotherapeut behandeld. Klager heeft om de verstrekking van een orthopedisch matras verzocht. Op
12 mei 2006 is hem een dergelijk matras toegezegd en op 15 mei 2006 heeft hij een dergelijk matras, dat vrijkwam nadat een medegedetineerde uit de inrichting was vertrokken, ontvangen. Na drie uur werd die matras echter weer ingenomen. De reden voor
die
inname zou zijn dat klager zijn rugoefeningen niet zou doen en enkel stijf zou zijn. Klager is het daar niet mee eens en stelt dat hij inmiddels al jarenlang rugpatiënt is en vanaf medio 2005 één á twee keer per week de fysiotherapeut heeft bezocht.
Klager heeft voorts nog aangevoerd dat hij inmiddels is geopereerd voor een hernia en dat hij sinds 6 oktober 2006 de beschikking heeft over een orthopedisch matras.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, gehandhaafd. Dit standpunt luidt als volgt.
In de inrichting worden in het geheel geen orthopedische matrassen meer gebruikt. Ten tijde van klagers verzoek was er een overgangsregeling. De oude orthopedische matrassen zijn inmiddels vervangen door “goede” matrassen. Alleen bij zeer
uitzonderlijke
omstandigheden kan op medische indicatie van de arts een orthopedisch matras geleverd worden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie zal het beroep om navolgende redenen gegrond verklaren.
Uit het medisch dossier van klager kan blijken dat op 12 mei 2006 door de medische dienst is besloten aan klager een orthopedisch matras te verstrekken. Voorts blijkt uit dat medisch dossier dat het eerder verstrekte orthopedisch matras op 15 mei 2006
uit klagers verblijfsruimte is verwijderd. Van enige redengeving voor die beslissing van 15 mei 2006 blijkt verder niet uit dat dossier. Nu er blijkens dat dossier aanleiding was voor de verstrekking van een dergelijke matras - kennelijk werd die
verstrekking, gelet op klagers bekende rugproblematiek, noodzakelijk geacht -, aan klager geen uitleg is verstrekt omtrent de reden voor de verwijdering van dat matras en niet blijkt dat klager, na verwijdering van het orthopedisch matras, op dat
moment
een nieuw voor zijn rug kennelijk wel geschikt matras heeft ontvangen, dient - het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien - geoordeeld te worden dat het hier sprake is van een handelen van de inrichtingsarts dat in strijd is met de in
artikel 28 Pm neergelegde zorgvuldigheidsnorm.
Aan klager zal in verband met de gegrondverklaring een financiële tegemoetkoming worden toegekend voor het door hem ondervonden ongemak. De beroepscommissie zal de hoogte van die tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Zuyderbos toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven