Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2401/GB, 8 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2401/GB

Betreft: [klager] datum: 8 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.M. Weijers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 september 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 15 januari 2007 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Ter Apel ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 15 september 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge te Heerhugowaard. Op 28 juli 2006 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Ter Apel, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.

2.2. Bij uitspraak van 29 januari 2007, nummer 06/2900/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 19 oktober 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij
de
penitentiaire inrichting (p.i.) Westlinge betreffende het beklag tegen de oplegging van een disciplinaire straf van beperking van het eerstvolgende verlof met 24 uur en opschorting van klagers detentiefasering wegens alcoholgebruik, ongegrond
verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager had net voor het einde van zijn verlof een mangohapje gekregen van een vriendin. Klager wist niet dat de mangostukjes met Cointreau waren aangelengd. Dit hoorde hij pas de volgende dag. Klager wil en kan helemaal geen alcohol drinken in verband
met de medicatie die hij gebruikt. Door de grote gevolgen die dit incident heeft gehad, is klagers vriendin diep in de schulden geraakt. Klager was samen met zijn vriendin – met het oog op zijn spoedige verlof met enkelband – financiële verplichtingen
aangegaan voor wat betreft een nieuwe woning. Klager is zelf ook zeer emotioneel over hetgeen is gebeurd. Klager vindt de straf die hij heeft gekregen na het alcoholgebruik buitenproportioneel. De directeur had klager verteld dat zijn detentiefasering
met drie maanden zou worden opgeschort. Later kreeg hij de beslissing uitgereikt waarin stond dat de detentiefasering niet met drie, maar met zes maanden zou worden opgeschort. Een dag later werd klager ook nog overgeplaatst naar de gevangenis in Ter
Apel. Klager vindt dat hij door de willekeur van de selectiefunctionaris veel te zwaar gestraft is voor een klein incident waar hij zelf niet eens verantwoordelijk voor gesteld kan worden. Tenslotte geeft klager aan dat de selectiefunctionaris er zeer
lang (zeven weken) over heeft gedaan om te beslissen op klagers bezwaar tegen de overplaatsing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De overplaatsing is geschied omdat uit rapportage is gebleken dat er sprake is van alcoholgebruik door klager, terwijl hij in een b.b.i. verblijft. Het gebruik van geestverruimende middelen is ten strengste verboden. De notitie drugs
ontmoedigingsbeleid
geeft aan dat wanneer een gedetineerde harddrugs (alcohol) gebruikt, hij zes maanden lang niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met regimair verlof. Dit impliceert dus dat een gedetineerde die harddrugs gebruikt niet in een b.b.i.
thuishoort. Op grond hiervan is besloten dat klager in een gesloten inrichting geplaatst diende te worden. Bij deze plaatsing is vanwege tijdsdruk geen rekening gehouden met een eventuele voorkeur van klager en is hij geplaatst in de inrichting die op
dat moment capaciteit beschikbaar had. Gelet op het standpunt van de directie is klager wel degelijk verantwoordelijk voor het alcoholgebruik. Artikel 51, vijfde lid, Pbw is derhalve niet van toepassing.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Ter Apel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat bij klager, na terugkomst van een verlof, alcoholgebruik (en wel een promillage van 0,31) is geconstateerd. Een dergelijk incident kan, gelet op het bepaalde in artikel 10, eerste lid aanhef en onder c., van
de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, voor de directeur aanleiding zijn om te adviseren een gedetineerde naar een andere inrichting over te plaatsen. De directeur heeft er in dit geval voor gekozen om klager enkel een disciplinaire straf op te
leggen van beperking van het eerstvolgende verlof met 24 uur. Daarnaast heeft hij klager meegedeeld dat klagers detentiefasering met zes maanden zal worden opgeschort in het kader van het drugs ontmoedigingsbeleid. Abusievelijk is klager daarna
schriftelijk meegedeeld dat zijn detentiefasering met drie maanden zal worden opgeschort. Dit is later gecorrigeerd met de mededeling dat de detentiefasering met zes maanden zou worden opgeschort.

Artikel 2 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (d.d. 2 juni 1999, nr. 726428/98/DJI) (hierna: de Regeling) luidt – voor zover hier van belang –: “-2. Het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen vormt een contra-indicatie voor een
plaatsing of overplaatsing in het kader van de detentiefasering en de toekenning van verlof of strafonderbreking.”
In de toelichting op de Regeling staat dat bij gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen moet worden gedacht aan middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijsten I en II, alcohol en medicijnen.

De selectiefunctionaris heeft het alcoholgebruik van klager kunnen aanmerken als contra-indicatie voor verder verblijf van klager in een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 8 februari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven