nummer: 07/58/GV
betreft: [klager] datum: 5 februari 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 januari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager erkent dat hij zich eerder aan zijn detentie heeft onttrokken. Reden daarvoor waren
familieomstandigheden. Klager wil graag de mogelijkheid krijgen zich goed voor te kunnen bereiden op een terugkeer in de maatschappij. Hij verzoekt de beroepscommissie hem toe te staan zijn beroep mondeling toe te lichten.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagerheeft zich tijdens het ondergaan van zijn huidige straffen gedurende zes maanden onttrokken aan detentie. Gedurende deze tijd heeft hij in het buitenland verbleven. Volgens informatie van de inrichting waar hij thans verblijft, is er onvoldoende
vertrouwen in een goed verloop van een algemeen verlof. Klager heeft overigens zijn beroep niet nader gemotiveerd en de selectiefunctionaris is daarom van mening dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vierenveertig maanden met aftrek. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31 mei 2007. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zeventig dagen en een aantal dagen
gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal 4 verlofaanvragen indienen.
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht en ziet geen aanleiding om klager nader te horen. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen en het beroep zal schriftelijk worden afgedaan.
Uit de inlichtingen van de directeur van het h.v.b. Roermond komt naar voren dat klager zich gedurende ongeveer zes maanden heeft onttrokken aan de huidige aan hem ten uitvoer gelegde gevangenisstraf. Klager heeft die periode in het buitenland
doorgebracht. Klager heeft die onttrekking niet weersproken en enkel aangevoerd dat hij niet is teruggekeerd van een eerder verlof omdat hij persoonlijke zaken diende te regelen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle
in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 februari 2007
secretaris voorzitter