nummer: 06/3269/GV
betreft: [klager] datum: 12 februari 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 december 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. M. van Olffen om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Op grond van artikel 5 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan de Minister in
bijzondere omstandigheden toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. Klager meent dat het bezoeken van een ernstig zieke vader in Marokko een goede reden is voor strafonderbreking. Klager verwijst
naar de overgelegde medische verklaringen en kopieën van de vliegtickets.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager ondergaat een vervangende hechtenis taakstraf van 38 dagen omdat hij de door de rechter opgelegde taakstraf niet heeft volbracht of er helemaal niet aan is begonnen. Klager zat
zodoende in een goede positie om detentie te voorkomen, maar heeft dat om onbekende redenen niet gedaan. De Minister hanteert als beleid dat gedetineerden geen strafonderbreking wordt verleend om een bezoek te brengen aan zieke familieleden in het
buitenland. In geval van overlijden wordt in bepaalde gevallen wel toegestaan de begrafenis bij te wonen. Klager had blijkens de stukken reeds vliegtickets gekocht. De consequentie is thans onvermijdelijk dat hij niet naar zijn vader in Marokko kan
gaan.
Op klagers verlofaanvraag zijn geen adviezen uitgebracht.
3. De beoordeling
Gebleken is dat klagers detentie inmiddels is beëindigd. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het belang aan het beroep van klager is komen te ontvallen. Klager dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 februari 2007
secretaris voorzitter