Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2979/GB, 31 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2979/GB

Betreft: [klager] datum: 31 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 november 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) in Amsterdam of Haarlem, afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 februari 2006 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in locatie De Schie van het h.v.b./ ISD Rotterdam tot 20 juli 2006. Vervolgens is hij overgeplaatst naar het h.v.b./ ISD Nieuw Vosseveld te Vught. Daarvandaan is
hij op 26 juli 2006 overgeplaatst naar het h.v.b./ ISD Rotterdam te Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing is door en namens klager als volgt toegelicht.
Klager is al een jaar preventief gehecht. Sinds enige tijd verblijft hij in Krimpen aan den IJssel. Zijn familie, met name zijn vrouw en twee kinderen, wonen in Amsterdam en het is voor hen bezwarend om wekelijks in Krimpen aan den IJssel op bezoek te
komen. De reistijd bedraagt tweeëneenhalf uur en klagers vrouw heeft een wasserij en wasserette waar zij full-time werkzaam is. De werkzaamheden laten eigenlijk niet toe dat zij wekelijks een dag weg is. Verder kan klagers jongste zoon helemaal niet op
bezoek komen, omdat hij doordeweeks naar school moet. De officier van justitie die de strafzaak behandelt, heeft geen bezwaar tegen overplaatsing van klager. Er is ook geen aanleiding voor de veronderstelling dat klager in detentie een bijzondere
behandeling heeft. Daarnaast kan het argument dat overplaatsing naar Amsterdam niet mogelijk zou zijn omdat daar andere verdachten uit dezelfde zaak zouden zitten, geen stand houden gelet op de inrichting van de betreffende huizen van bewaring.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het korps Landelijke Politiediensten (KLPD) heeft een dreigingsinschatting gemaakt van klager, waaruit blijkt dat hij valt onder de “Holleedergroep”, die verdacht wordt van afpersing/bedreiging van onroerend goed-handelaren in Amsterdam en mogelijke
betrokkenheid bij liquidaties in het Amsterdamse circuit. Tevens heeft de officier van justitie (OvJ) aangegeven dat er extra aandacht moet worden geschonken aan klager in verband met beheersproblematiek. Uit het rapport van het Gedetineerden Recherche
Informatiepunt (GRIP) komt naar voren, dat betrokkene in een goed beveiligd h.v.b. geplaatst dienst te worden, omdat er een vergroot gevaar voor ontvluchting zou bestaan. Het Landelijk Parket (LP) heeft bovendien bezwaar tegen overplaatsing van klager
naar het h.v.b. in Amsterdam omdat zich daar bepaalde gedetineerden bevinden uit dezelfde zaak. Het LP kan wel instemmen met een overplaatsing naar het h.v.b. Haarlem, maar dit h.v.b. voldoet niet aan het voor klager vereiste beveiligingsniveau.

In de rapportage van de inrichting wordt klager afgeschilderd als iemand die weinig tegenspraak duldt, maar zich neerlegt bij een beslissing als men met goede argumenten komt. In zijn contacten met medegedetineerden wordt hij gezien als een leider. Er
wordt voor hem gekookt, men staat beltijd aan hem af en zijn was wordt voor hem gedaan. De mate van het risico wordt in het risicoprofiel aangeduid als extreem hoog. De inrichting adviseert dan ook plaatsing in een goed beveiligde inrichting, indien
klagers verzoek gehonoreerd zou worden. Overigens ontvangt klager regelmatig bezoek van zijn vrouw en kinderen, ook al zou dit volgens klager erg moeilijk zijn voor zijn gezin.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Volgens artikel 4 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI) kunnen in normaal beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die niet in aanmerking komen
voor plaatsing in een inrichting of afdeling met een ander beveiligingsniveau. De toelichting op dit artikel houdt in dat de normaal beveiligde inrichtingen in onderlinge samenhang qua beveiligingsniveau vergelijkbaar zijn maar niet identiek. De
specifieke omstandigheden van de inrichting of afdeling kunnen, met name ten aanzien van een gedetineerde die gelet op het vlucht- en maatschappelijke risico net onder de grens voor plaatsing in een uitgebreid beveiligde inrichting uitkomt, mede van
invloed zijn op de beslissing in welke normaal beveiligde inrichting een gedetineerde wordt geplaatst.

4.3. Gelet op de risico’s zoals die in diverse rapportages over klager worden ingeschat, is het aannemelijk dat klager dient te verblijven in een inrichting die binnen het niveau van een normaal beveiligde inrichting de maximale aandacht geeft aan
de
beveiliging.
Zowel het h.v.b./ ISD Rotterdam in Krimpen aan den IJssel als het h.v.b. Haarlem heeft een normaal beveiligingsniveau, maar er bestaat wel een verschil tussen beide inrichtingen. Het h.v.b./ISD Rotterdam in Krimpen aan den IJssel is beter beveiligd dan
het h.v.b. Haarlem.

4.4. Gezien het bovenstaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is
onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 31 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven