Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1739/TA, 30 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:30-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1739/TA

betreft: [klager] datum: 30 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPI De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen het hoofd van de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2006 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, is namens het hoofd van de inrichting gehoord [...], juridisch medewerker van de inrichting
Klager, die in vrijheid is gesteld, heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag - voor zover in beroep aan de orde - betreft de gedeeltelijke afsluiting van de stroomvoorziening in klagers persoonlijke verblijfsruimte in het geval van niet deelnemen aan therapie of activiteiten.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vanaf zijn opname in de inrichting (medio 2003) heeft klager niet of nauwelijks meegewerkt aan de hem aangeboden behandeling, ondanks verschillende pogingen hem onder meer met een beloningssysteem tot deelname daaraan te stimuleren. Begin 2006 is een
laatste poging om de behandeling een aanvang te laten nemen ondernomen. Daarbij is met klager afgesproken dat bij het niet deelnemen aan een bepaald programmablok insluiting voor de duur van dat blok zou volgen. Tevens zou in voorkomende gevallen voor
de duur van dat blok de elektriciteit op zijn kamer gedeeltelijk worden afgesloten om te voorkomen dat klager tijdens die insluiting kon gaan computeren (hobby klager). Het behandelteam heeft klagers therapie- en activiteitenprogramma opgesteld en
genoemde afspraak daarin opgenomen. De beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid zijn daarbij in acht genomen. Klager zou bij niet deelnemen aan zijn behandeling niet meer worden beperkt dan strikt noodzakelijk was. Deze
afspraak
is in de gegeven omstandigheden dienstbaar aan het doel, namelijk bevorderen dat klager zou deelnemen aan de behandeling ter vermindering van recidivegevaar.
De inrichting heeft beroep ingesteld om antwoord te krijgen op de principiële vraag of het uitoefenen van drang tot deelname van een verpleegde aan de behandeling door het gedeeltelijk afsluiten van de stroomvoorziening op zijn kamer geoorloofd is. De
bevoegdheid tot het afsluiten van de energietoevoer naar de verblijfskamer is in de huisregels opgenomen. De in de huisregels genoemde gevallen zijn niet limitatief opgesomd. De directie heeft in gesprekken met de commissie van toezicht over de
stroomafsluiting gesteld dat van het enkel afsluiten van de stroom bij het niet volgen van therapie- of activiteitenblokken geen sprake kan zijn, maar achterliggende omstandigheden van klagers geval zijn daarbij niet aan de orde geweest.
Aanvankelijk was het de bedoeling dat het gedeeltelijk afsluiten van de stroomvoorziening in de verblijfsruimte voor de afdeling van klager en een nauwverwante afdeling zou gelden. Uiteindelijk is dit alleen op klager toegepast, omdat hij als enige
niet
wilde deelnemen aan de behandeling. Dit beleid is in verband met de uitspraak van de beklagcommissie en in afwachting van de beslissing in beroep teruggedraaid. Het beleid van de inrichting is thans dat drang is toegestaan, maar niet door middel van
het
gedeeltelijk afsluiten van de stroomvoorziening.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Volgens de ter zitting afgelegde verklaring namens het hoofd van de inrichting is ten aanzien van klager uitvoering gegeven aan een algemene, voor klagers afdeling geldende regel dat bij weigering van deelname aan (een onderdeel van) de behandeling
insluiting in de eigen verblijfsruimte volgt, met in voorkomende gevallen - zoals in klagers geval - gedeeltelijke afsluiting van de stroomvoorziening in die verblijfsruimte.
Door de inrichting is verwezen naar artikel 5.2.6. van de huisregels, dat luidt:
“De energietoevoer naar uw kamer kan worden afgesloten. Hiertoe wordt overgegaan bij bijvoorbeeld verstoring van het dag- en nachtritme of als u met uw geluidsinstallatie ondanks herhaalde aanmaningen overlast veroorzaakt.”.

De bevoegdheid tot het gedeeltelijk afsluiten van de stroomvoorziening in de verblijfsruimte van de verpleegde om deze te stimuleren mee te werken aan de behandeling dient in de wet- of regelgeving te zijn neergelegd.
Artikel 5.2.6. van de huisregels verschaft een dergelijke bevoegdheid niet, nu die bepaling het oog heeft op het geval een verpleegde overlast op de afdeling veroorzaakt. Er is ook anderszins geen wet- of regelgeving die voorziet in de bevoegdheid tot
het nemen van een beslissing om de stroomvoorziening naar of in een verblijfsruimte van verpleegden van een afdeling af te sluiten om hen te stimuleren mee te werken aan de beoogde behandeling.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven