nummer: 06/3052/GA
betreft: [klager] datum: 29 januari 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 22 november 2006 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 januari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, is klager gehoord. De directeur van het h.v.b./ISD Rotterdam heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat hij niet langer het baantje van keukenreiniger mag uitvoeren.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is zijn baantje in de keuken kwijt geraakt omdat hem door de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf jaar is opgelegd. Klager wist niet dat je niet in de inrichtingskeuken mocht werken als de geëiste straf hoger was dan zes jaar. Het staat in
ieder geval niet in de huisregels. Klager kan op zich wel begrip opbrengen voor een dergelijke regel, maar dan moet die regel voor alle gedetineerden gelden. Er waren andere gedetineerden in de keuken werkzaam die langer gestraft waren dan zes jaar. De
betreffende regel staat niet in de huisregels van de inrichting. Klager weet niet waarom die regel toegepast wordt. Hij heeft achteraf te horen gekregen dat het met mogelijk vluchtgevaar heeft te maken. Klager heeft over het feit dat hij zijn baantje
kwijt raakte, gesproken met een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding. Die medewerker zei toen tegen klager dat die andere gedetineerden dan ook geen keukenwerk meer zouden mogen doen. Zij mochten echter blijven werken in de
keuken.
Klager vindt dat hij niet gelijk is behandeld terwijl de directeur tegen de beklagcommissie aangaf dat deze regels voor iedereen zouden gelden. Het gaat klager om het principe van die gelijke behandeling.
De directeur heeft schriftelijk aangegeven zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep te handhaven.
3. De beoordeling
Klager heeft gesteld dat hij zijn baantje van medewerker in de keuken heeft verloren omdat hem in eerste aanleg een gevangenisstraf is opgelegd die langer is dan zes jaar. Voorts heeft hij aangevoerd dat de regel dat een gedetineerde met een strafeis
van meer dan zes jaar bepaalde baantjes niet mag uitvoeren niet bekend was en dat deze regel ook niet is vastgelegd in de huisregels van de inrichting. Tenslotte heeft hij nog aangevoerd dat, zo een dergelijke regel mocht gelden in het h.v.b./ISD, die
regel voor alle daar verblijvende gedetineerden zou moeten gelden maar dat dit niet het geval is.
De beroepscommissie acht deze stellingen van klager, nu een en ander door de directeur in beklag noch in beroep is weersproken, voldoende aannemelijk. Dat maakt dat de beslissing van de directeur – om klager niet toe te staan werkzaamheden in de
inrichtingskeuken te verrichten – in dit geval, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk moet worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden
verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor de vaststelling van een financiële tegemoetkoming. De beroepscommissie zal de hoogte van die
tegemoetkoming stellen op € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 januari 2007
secretaris voorzitter