Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2063/GA, 22 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2063/GA

betreft: [klager] datum: 22 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2006 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord te Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 november 2006, gehouden in de p.i. Veenhuizen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en [...], unit-directeur bij de p.i. Noord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft schending van het recht op een rookvrije werkplek.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft meermalen meegemaakt dat er aan tafel in de werkzaal werd gerookt. Hij heeft gevraagd of men niet wilde roken in verband met zijn gezondheid. Hij kon niet van de werkzaal weglopen, want dan zou hij een rapport krijgen. De werkmeesters
hebben gezien dat er werd gerookt, maar deden daar niets tegen; zij kondigden zelfs de anti-rookcontroles aan. Of de situatie ten aanzien van het roken inmiddels is verbeterd weet klager niet, want hij verblijft thans in een andere inrichting.
Dat de inrichting aan het rookbeleid heeft gewerkt is onvoldoende om het beklag van klager ongegrond te verklaren. Vast staat dat op de arbeid met een zekere regelmaat in strijd met het bepaalde in de Tabakswet werd gerookt en dat daaraan door de
werkmeesters niets werd gedaan. De regel werd niet “gepruimd” door het personeel, hetgeen is toe te rekenen aan de directeur. Klager heeft veel hinder gehad van het roken voor zijn gezondheid. Hij heeft herhaaldelijk bij de werkmeesters geklaagd en
even
zovele malen is nagelaten daar iets aan te doen. Klager is in zijn grondrecht aangetast. Het beklag zou mede daarom gegrond moeten worden verklaard en hij zou een financiële tegemoetkoming vanwege schade aan zijn gezondheid moeten ontvangen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Net als buiten de inrichting zijn er binnen de inrichting mensen die zich niet aan de regels houden. De inrichting is rookvrij, maar er zijn mensen die zich daar niet aan houden. De oplossing daarvoor is sanctioneren. De werkmeesters wilden op de
arbeid
een rookplek voor de mensen die in de pauze wilden roken en stelden een soort gedoogbeleid voor. Hiermee is de directie niet akkoord gegaan. Er waren wat problemen met de uitvoering van het rookbeleid op de arbeid. De directeur heeft het personeel bij
elkaar geroepen om het rookbeleid toe te lichten en heeft de sancties jegens gedetineerden ten aanzien van roken op de arbeid verhoogd.
De directeur bestrijdt dat hij niet voldoende zou hebben gedaan. Er is regelgeving ingevoerd en er is gesanctioneerd. Als de directeur niets hoort, gaat hij ervan uit dat het goed gaat. Na de klacht is de directeur meteen in actie gekomen. Dat de
werkmeesters het beleid niet serieus namen, is een kwestie waarop de directeur hen heeft aangesproken. Ook in zoverre treft de directeur dus geen verwijt.

3. De beoordeling
Ten tijde van de door klager ondervonden overlast van de rokers op de werkzaal was in de algemene bepalingen van de huisregels van de p.i. Noord te Hoogeveen met betrekking tot roken het volgende bepaald: “Er is een algeheel rookverbod in de
inrichting,
met uitzondering van uw eigen cel en tijdens uw verblijf op de luchtplaats. Het is verboden te roken in alle gemeenschappelijke ruimtes, op de gangen van de inrichting, bij functionarissen van de inrichting en op de werkzalen.” Klager heeft meermalen
aangegeven last te hebben gehad van rook in de werkzaal en de werkmeester verzoekt daartegen actie te ondernemen. Door de directeur is niet weersproken dat door klagers medegedetineerden bij herhaling werd gerookt in de werkzaal en dat daartegen door
de
werkmeesters niet werd opgetreden.
De directeur dient ervoor zorg te dragen dat de regels binnen de inrichting worden nageleefd.
Indien, zoals hier, het personeel van de inrichting toelaat dat het rookverbod niet wordt nageleefd, dient dit aan de directeur te worden toegerekend. Gelet op het vorenstaande dient het beroep van klager gegrond te worden verklaard. Aan klager zal
voor
het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming worden toegekend als na te melden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, J.L. Brand en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 22 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven