Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2516/GB, 9 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2516/GB

Betreft: [klager] datum: 9 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Ter Apel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 juli 2006 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor de gevangenis Ter Apel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De beslissing lijkt grotendeels gebaseerd te zijn op de drie rapporten die in het h.v.b. Almere-Binnen zijn gemaakt. Klager heeft deze rapporten echter nimmer ontvangen. Waarschijnlijk wordt gedoeld op een drietal maatregelen die aan klager zijn
opgelegd door daartoe niet bevoegde functionarissen. Ordemaatregelen en disciplinaire straffen kunnen alleen worden opgelegd door de directeur van de inrichting en daarom zijn de opgelegde maatregelen nietig. Ze zijn bovendien onjuist opgesteld. Zo
wordt er een langere proeftijd in genoemd dan op grond van de Pbw mogelijk is. Verder is klager het niet eens met het feit dat dezelfde selectiefunctionaris die de selectiebeslissing heeft genomen óók op zijn bezwaar heeft beslist, wat de hele
bezwaarprocedure tot een farce maakt. Tevens is er in de beslissing op bezwaar volledig voorbijgegaan aan het argument dat klager bij een plaatsing in Ter Apel geen beroep kan doen op zijn rechtsbijstandverleners in Utrecht en Den Haag in verband met
lopende zaken bij de sector bestuursrecht in Den Haag.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In augustus 2006 heeft klager tweemaal een disciplinaire straf en eenmaal een ordemaatregel opgelegd gekregen. Gelet op de recente rapporten en klagers negatieve houding en gedrag werd er om een spoedige overplaatsing gevraagd om een mogelijke
escalatie
vóór te zijn. Er is gekozen voor Ter Apel vanwege een optimale landelijke capaciteitsbenutting, het korte strafrestant en het feit dat klager geen bezoek ontvangt, waardoor lange reistijden van bezoek niet aan de orde zijn. Wat betreft vermeende
onwaarheden in het selectieadvies dient klager zich hiervoor bij de Commissie van Toezicht te vervoegen omdat de directeur voor de inhoud van dat advies verantwoordelijk is. Over problemen rond de bezoeken van rechtsbijstandsverleners is in het
bezwaarschrift met geen woord gerept. Indien klager regelmatig overleg nodig acht i.v.m. een lopende zaak bij de bestuursrechter, dan zou de selectiefunctionaris hier graag meer informatie over willen ontvangen om te kunnen bepalen of een
overplaatsingsverzoek richting Den Haag hiervoor nodig is.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Ter Apel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt
beveiligingsniveau en dat er geen zwaarwegende redenen bestaan om klager op een andere locatie te plaatsen.
Wat betreft het feit dat dezelfde selectiefunctionaris die de selectiebeslissing heeft genomen ook op het bezwaar heeft beslist, overweegt de beroepscommissie het volgende. Deze handelswijze is niet in strijd met de Pbw en evenmin met de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur. Dat er sprake zou zijn geweest van vooringenomenheid bij de behandeling van het bezwaar is niet gebleken. Hetgeen klager verder nog heeft aangevoerd is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen
komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 9 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven