Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3286/SGA, 28 december 2006, schorsing
Uitspraakdatum:28-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/3286/SGA

Betreft: [klager] datum: 28 december 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. B. Roodveldt, namens

[...], verder verzoekster te noemen, thans verblijvende in de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) Overmaze te Maastricht.

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van het huis van bewaring voor vrouwen (h.v.b.) Ter Peel te Sevenum d.d. 18 december 2006, inhoudende
de verlenging voor de duur van veertien dagen, van een op 8 december 2006 opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, welke ordemaatregel ten uitvoer wordt gelegd in de l.a.a. voornoemd. De verlenging is ingegaan op 18
december 2006 om 15.00 uur en eindigt op 1 januari 2007 om 15.00 uur. De ordemaatregel is opgelegd in het kader van de rust, orde en veiligheid.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 22 december 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 27 december 2006.

1. De standpunten van verzoekster en van de directeur
Door en namens verzoekster is aangevoerd dat de l.a.a. Overmaze feitelijk ongeschikt is voor de onderbrenging van vrouwelijke gedetineerden. De gevolgen van verzoeksters plaatsing aldaar zijn voor haar onomkeerbaar en hebben een negatieve weerslag op
haar gezondheid.
In de bestreden beslissing worden de gronden voor die beslissing niet nader onderbouwd. In verzoeksters dossier valt geen aanwijzing te vinden dat verzoekster in een andere afdeling dan de l.a.a. de veiligheid, orde en rust in gevaar zou brengen

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de beslissing om verzoekster op de l.a.a. te plaatsen is genomen door de behandelend officier van justitie, een en ander in samenspraak met de selectiefunctionaris. De directeur heeft die
beslissing enkel formeel bekrachtigd. Een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing zou daarom moeten worden gericht aan de betreffende officier van justitie. De ordemaatregel is op aangeven van de officier van justitie verlengd.
De redenen voor die verlenging zijn verwoord in de daarvan opgemaakte beschikking. Verzoekster neemt in de l.a.a. deel aan het reguliere dagprogramma aldaar. De rol van de inrichting is beperkt tot het bewaken van de termijnen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is hier sprake van een dergelijk geval.

Op grond van het bepaalde in artikel 24 van de Pbw is de directeur bevoegd om een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit – onder meer – in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een
ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. De ordemaatregel van afzondering kan door de directeur telkens ten hoogste voor twee weken worden verlengd, indien de noodzaak daarvoor nog steeds bestaat. Op grond van het bepaalde in artikel
25 van de Pbw kan de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel van afzondering, indien de directeur van oordeel is dat er ernstige bezwaren zijn om de ordemaatregel in de eigen inrichting of afdeling te ondergaan, in overleg met de selectiefunctionaris
worden ondergaan in een andere inrichting of afdeling. Dit maakt dat de beslissing om aan een gedetineerde een maatregel van afzondering op te leggen en deze al dan niet te verlengen, een beslissing is van de directeur van de inrichting onder wiens
beheer de betreffende gedetineerde valt.

Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw, is de directeur verplicht de betreffende gedetineerde te horen alvorens hij een ordemaatregel van afzondering oplegt, van de verlenging daarvan en van de beslissing om
die ordemaatregel extern ten uitvoer te leggen. Niet is aannemelijk geworden dat de directeur aan deze wettelijke plicht heeft voldaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, dient aan de gedetineerde een schriftelijke met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling van de beslissing om de onderhavige ordemaatregel te verlengen worden uitgereikt. De in die
mededeling van 18 december 2006 vermelde gronden zijn – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende onderbouwd.

Nu de bestreden beslissing van de directeur – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - is genomen in strijd met de wettelijke voorschriften van de artikelen 57 en 58 van de Pbw, komt het verzoek voor toewijzing in aanmerking.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 18 december 2006 met onmiddellijke ingang.

Aldus gedaan door mr. D.J. Dee, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 december 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven