Nummer: 06/2473/GB
Betreft: [klager] datum: 4 december 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 september genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 14 december 2004 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Alphen aan den Rijn, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Het beroep tegen de afwijzing is door klager als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris beschikte waarschijnlijk niet over alle informatie. Klager kan geen ongewenst vreemdeling zijn want hij woont al sinds 1976 in Nederland en beschikt over een geldige verblijfsvergunning. Er loopt tegen klager geen
procedure tot ongewenstverklaring. Verder mag niet worden volstaan met verwijzing naar een advies van het OM, hierdoor is de beslissing gebrekkig gemotiveerd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het OM heeft de Vreemdelingenpolitie opgedragen de procedure tot ongewenstverklaring op te starten. Daarom heeft men een negatief advies gegeven m.b.t. de plaatsing in een inrichting met regimaire verlofmogelijkheden. Artikel 4, aanhef en onder l, van
de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt dat indien er een procedure tot ongewenstverklaring loopt, dit een weigeringsgrond is voor het tijdelijk verlaten van de inrichting. Het verlenen van verlof valt onder deze regeling.
4. De beoordeling
4.1. De Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden bevat onder meer criteria waaraan gedetineerden moeten voldoen om voor plaatsing in een inrichting of afdeling als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Pbw in aanmerking te
komen. Voor zover in het onderhavige geval van belang komen op grond van artikel 3, derde lid onder a, van die Regeling niet voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na de
detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd. In de toelichting op dit artikel staat dat de toekenning van regimair verlof zich niet zou verdragen met het feit dat betrokkene na zijn detentie niet langer in Nederland mag verblijven. Ook indien de
gedetineerde nog in een procedure is verwikkeld en derhalve nog niet vaststaat of betrokkene zal worden uitgezet of uitgeleverd, dient aan de hand van de subjectieve criteria een individuele afweging gemaakt te worden of betrokkene geschikt is om in
een
beperkt beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap te verblijven. Het verwikkeld zijn in een zodanige procedure zal in het algemeen aanleiding zijn betrokkene niet in een dergelijke inrichting te plaatsen
4.2. Bij navraag is gebleken dat er thans bij de Vreemdelingendienst een procedure tot ongewenstverklaring van klager loopt. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris daarom in redelijkheid kunnen oordelen dat klager,
die
straks wellicht niet meer over een geldige verblijfsvergunning beschikt, niet in aanmerking kan komen voor overplaatsing naar een (zeer) beperkt beveiligde inrichting. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 4 december 2006
secretaris voorzitter