Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2004/JB, 12 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2004/JB

Betreft: [klager] datum: 12 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.H. Poortman-De Boer, namens

[...], geboren op [1989], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 3 augustus 2006 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2006, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord mr. M.J. Veenstra, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw L.H. Poortman-De Boer, en de selectiefunctionaris
[...]. Als toehoorder zijn aanwezig [...], juridisch medewerker bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie, en mr. L. de Greef, secretaris bij de RSJ.
Klager heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk afstand gedaan van de hem geboden gelegenheid om ter zitting te worden gehoord.

De beroepscommissie heeft de behandeling van het beroep aangehouden in afwachting van nadere informatie van de selectiefunctionaris en de reactie van klagers raadsvrouw daarop.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot spoedige plaatsing in een behandelinrichting afgewezen.

2. De feiten
De voogdij over klager is bij beschikking van 11 februari 1993 van de kinderrechter te Leeuwarden opgedragen aan de Stichting Bureau Jeugdzorg te Groningen.
De kinderrechter te Groningen heeft bij beschikking van 5 juli 2005 op aanvraag van Bureau Jeugdzorg om een gesloten crisisplaats een machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing van klager in een normaal beveiligde justitiële jeugdinrichting afgegeven. Deze
machtiging is telkenmale verlengd, laatstelijk tot 26 mei 2007.

Klager verbleef sinds 26 juli 2005 op een opvangafdeling van Het Poortje te Groningen (locatie Waterpoort Opvang). Op 25 april 2006 is klager door Bureau Jeugdzorg bij de selectiefunctionaris aangemeld voor plaatsing in de normaal beveiligde
behandelinrichting Rentray. Vervolgens is klager op 23 mei 2006 bij Rentray aangemeld en per 25 april 2006 op de wachtlijst van die inrichting geplaatst. Klagers raadsvrouw heeft op 28 juni 2006 de selectiefunctionaris gesommeerd klager binnen vijf
dagen te plaatsen. De selectiefunctionaris heeft deze sommatie opgevat als een verzoek om overplaatsing naar een behandelinrichting en dit verzoek bij beslissing van 3 augustus 2006 afgewezen.
Op 14 november 2006 is klager geplaatst op een normaal beveiligde afdeling van de behandelinrichting Rentray te Lelystad.
Bij uitspraak van 17 november 2006 heeft de voorzieningenrechter bij de rechtbank te Groningen bepaald dat de Staat binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moet overgaan tot plaatsing van klager op een behandelafdeling van Rentray.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De Minister is eindverantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van adequate behandelplekken voor jeugdigen. De capaciteitsproblematiek is sinds jaar en dag bekend en kan niet een geldig excuus zijn voor het uitblijven van behandeling. De Minister
dient er voorts op toe te zien dat de voogd een minderjarige tijdig aanmeldt voor een behandelplek. Zelfs de kinderrechter heeft de toegevoegde advocaat mr. Zuidema tijdens een zitting gevraagd of het niet tijd werd een kort geding aan te spannen.
Klagers huidige raadsvrouw heeft ervoor gekozen eerst de beroepsprocedure bij de beroepcommissie af te wachten alvorens een kort geding aan te spannen. Ter zitting van de beroepscommissie stelde de selectiefunctionaris dat er een alternatief
behandelplan in Het Poortje mogelijk zou zijn. De behandeling van het beroep is voor vier weken aangehouden voor nadere informatie daarover, die de selectiefunctionaris de beroepscommissie en klagers raadsvrouw zou toesturen. Klagers raadsvrouw heeft
niets vernomen van de selectiefunctionaris. Onlangs heeft de raadsvrouw namens klager een kort geding tegen de Staat aangespannen om te proberen op die manier plaatsing in een behandelsetting af te dwingen. De voorzieningenrechter heeft klager in het
gelijk gesteld. Klager is op 14 november 2006 in Rentray geplaatst. Hem dient een tegemoetkoming te worden toegekend omdat hij disproportioneel lang heeft moeten wachten op behandeling.

De selectiefunctionaris heeft de beslissing tot afwijzing van het verzoek als volgt
toegelicht.
De aanmelding voor plaatsing van een jeugdige met een civielrechtelijke titel in een j.j.i. is de verantwoordelijkheid van de (gezins)voogd. Pas op 19 april 2006 heeft klagers voogd telefonisch aangekondigd dat een aanmelding voor een behandelplaats in
een j.j.i. ingediend zal worden in afwachting van het vrijkomen van een crisisplaats in Hoeve Boschoord. De schriftelijke aanmelding voor Rentray is op 25 april 2006 ontvangen. Klager is vanaf die datum geplaatst op een wachtlijst voor een behandelplek
in Rentray. Hoeve Boschoord beschikt overigens niet over behandelplekken voor jeugdigen met een civielrechtelijke titel als klager.
Op 1 augustus 2006 ontving de selectiefunctionaris het verzoek van klagers raadsvrouw om klager binnen vijf dagen te plaatsen in een voor hem geschikte behandelsetting. Dit verzoek is opgevat als een verzoek tot spoedige plaatsing in een
behandelinrichting. Dit verzoek is bij beslissing van 3 augustus 2006 afgewezen. Op dat moment stonden er negen jeugdigen vóór klager op de genoemde wachtlijst en kon vanuit Rentray niet worden aangegeven wanneer klager geplaatst kon worden. Vanuit het
Poortje was aangegeven dat klager zich daar veilig voelde en dat er geen sprake was van acute ernstige gedragsproblemen.
Het verlenen van voorrang bij plaatsing aan klager is niet in het belang van de jeugdigen die vóór hem op de wachtlijst staan. Daar klager sinds 25 april 2006 op de wachtlijst voor twee groepen van Rentray (zowel Flevoland als Rekken) stond en blijkens
navraag waarschijnlijk pas begin 2007 geplaatst zou kunnen worden, heeft de selectiefunctionaris overleg gehad met klagers netwerkcoach van Het Poortje en hem gevraagd een alternatief plan op te zetten. Dit plan houdt in dat klager wordt geplaatst op
de
behandelafdeling van Het Poortje en na zijn verjaardag in mei 2007 op vrijwillige basis naar een begeleid wonenproject zou kunnen gaan. Normaal wordt dit niet gedaan met licht verstandelijk gehandicapten als klager, maar met een alternatief programma
en
individuele aandacht kan dit werken. Psychiatrische behandeling van klager is daar mogelijk. Het Poortje heeft een goed samenwerkingsverband met Accare, divisie Forensische Jeugdpsychiatrie Noord-Holland, vestiging Groningen. Over dit plan is overleg
gevoerd met klagers voogd. Gestreefd werd naar het vormgeven van dit plan binnen een termijn van twee tot vier weken. Bij brief van 2 november 2006 is dit behandelplan onderbouwd. De bedoeling was dat dit in week 45 van start zou gaan. Dit heeft geen
doorgang gevonden, omdat klagers raadsvrouw namens klager een kort geding heeft aangespannen met het verzoek binnen vijf dagen over te gaan tot plaatsing van klager in Hoeve Boschoord, Rentray of een andere geschikte behandelsetting. Tijdens de
behandeling van dit kort geding is uitvoerig aan de orde gekomen dat een alternatief behandelplan voor klager in Het Poortje was uitgezet. Het is dus onjuist dat klagers raadsvrouw niets terzake heeft vernomen. Tegen de verwachting in kon klager op 14
november 2006, vóór de uitspraak van de voorzieningenrechter, in Rentray worden geplaatst vanwege het vrijkomen van capaciteit, onder meer als gevolg van een onttrekking en uitplaatsing uit die inrichting.
De uitspraak in kort geding doet niet af aan het standpunt van de selectiefunctionaris dat het beroep ongegrond verklaard dient te worden.

4. De beoordeling
Klager heeft aangevoerd dat hij ondanks zijn plaatsing in een behandelinrichting nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, in die zin dat hem een tegemoetkoming moet worden toegekend voor de disproportioneel lange duur van zijn
verblijf in een opvanginrichting. Teneinde te kunnen beoordelen of klager de gevraagde tegemoetkoming dient te worden toegekend, moet het beroep inhoudelijk worden beoordeeld. Om die reden zal klager worden ontvangen in zijn beroep.

De beslissing van de selectiefunctionaris is naar het oordeel van de beroepscommissie niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.
Daarbij is in aanmerking genomen dat naar het oordeel van de beroepscommissie noch uit geldende verdragen noch uit de wet volgt dat de selectiefunctionaris aan een termijn is gebonden waarbinnen een jeugdige in crisisopvang als klager moet worden
geplaatst in een voor hem geschikte behandelinrichting.
Voorts is in aanmerking genomen dat ten tijde van de bestreden beslissing een wachtlijst bestond en geen redenen waren aangevoerd die een crisisplaatsing van klager met voorrang boven andere wachtende jeugdigen in Rentray noodzakelijk maakten.
Weliswaar
verbleef klager sinds 26 juli 2005 in de opvangafdeling van Het Poortje, maar vast staat dat Bureau Jeugdzorg als verantwoordelijke voogdij-instelling klager pas op 25 april 2006 bij de selectiefunctionaris heeft aangemeld voor plaatsing in de normaal
beveiligde behandelinrichting Rentray. Voorts staat vast dat de selectiefunctionaris klager op 23 mei 2006 bij Rentray heeft aangemeld en dat klager vervolgens met terugwerkende kracht per 25 april 2006 op de wachtlijst van Rentray is geplaatst. Het
valt de selectiefunctionaris niet aan te rekenen dat Bureau Jeugdzorg zich heeft gericht op plaatsing van klager in Hoeve Boschoord en klager zo laat in de procedure bij de selectiefunctionaris heeft aangemeld voor plaatsing in een j.j.i., in
afwachting
van het vrijkomen van een plek voor klager in Hoeve Boschoord.
De beroepscommissie heeft in geen geval een wettelijke bevoegdheid om te bepalen dat een jeugdige binnen een bepaalde periode in een behandelinrichting geplaatst moet worden.
Van belang is verder dat verschillende advocaten van klager lange tijd hebben nagelaten om te proberen om, bijvoorbeeld door middel van het aanspannen van een kort geding, een crisisplaatsing in een voor klager adequate behandelsetting te
bewerkstelligen. Eerst eind oktober/begin november 2006 heeft klagers advocaat een kort geding tegen de Staat aangespannen om plaatsing van klager in een behandelinrichting te realiseren. Dit terwijl op dat moment door inspanningen van de
selectiefunctionaris op kortere termijn bij wijze van uitzondering een behandelplek voor klager zou kunnen vrijkomen op de behandelafdeling van Het Poortje. Volgens de selectiefunctionaris zou daar in ieder geval psychiatrische behandeling mogelijk
zijn
en vandaaruit zou klager na het bereiken van de achttienjarige leeftijd op vrijwillige basis aan een begeleid wonenproject kunnen deelnemen.
De beroepscommissie betreurt het dat klager vanaf de aanmelding voor een j.j.i. lang op plaatsing in een behandelinrichting heeft moeten wachten, maar is van oordeel dat dit onder de bovengenoemde omstandigheden niet kan leiden tot gegrondverklaring
van
het beroep.
Om die reden is er geen aanleiding te komen tot het toekennen en vaststellen van een tegemoetkoming.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, dr. J. Junger-Tas en dr. M. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven