Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2130/GA, 12 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2130/GA

betreft: [klager] datum: 12 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 augustus 2006 van de beklagcommissie bij de gevangenis Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 december 2006, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, en [...], locatiedirecteur bij de gevangenis Zutphen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, omdat klager contact had met een medegedetineerde van een andere zaal.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De heer Eggink, degene die het verslag heeft opgemaakt, zou moeten worden gehoord omdat klager pas na het indienen van zijn beklag het schriftelijk verslag heeft gekregen. Gelet op artikel 73, vierde lid, juncto artikel 64, vierde lid, van de Pbw
bestaat de mogelijkheid om een getuige te horen in de beroepsprocedure. Het verslag en de beslissing komen niet overeen. Er is sprake van krom beleid, want in de kerk is er wel contact tussen gedetineerden van verschillende afdelingen en elders niet.
Daarnaast is klager tegen zijn zin als zogenaamde beddenvuller op de verslaafden begeleidingsafdeling (VBA) geplaatst.
Klager was op weg naar de arbeid en heeft zijn horloge geruild tegen twee pakjes shag. Dit gebeurde door een open raam. Als klager niet als beddenvuller op de VBA had gezeten, had hij op dezelfde afdeling gezeten als de gedetineerde waarmee hij zijn
horloge heeft geruild en was dit niet aan de orde geweest.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zat als beddenvuller op de VBA en viel onder het regime zoals dat daar geldt.
Tussen de afdelingen mag geen rechtstreeks contact zijn. Er wordt wel gegroet, maar verder dan dat is niet toegestaan tussen gedetineerden van verschillende afdelingen. In de huisregels is opgenomen dat het verboden is om voorwerpen te ruilen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek tot het horen van een getuige af.

Voldoende is komen vast te staan dat rechtstreekse contacten tussen op verschillende afdelingen verblijvende gedetineerden verboden zijn. Gelet op artikel 4.5.1.2 van de huisregels van de locatie Ooyerhoek te Zutphen dienen alle door een gedetineerde
ingevoerde voorwerpen op de cel of op de persoon van de gedetineerde te blijven. Klager dient zich aan deze regels te houden en het was hem dus niet toegestaan om met een andere gedetineerde te ruilen. De beslissing van de directeur om aan klager een
disciplinaire straf op te leggen is derhalve niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 12 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven