Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2052/GA en 06/2053/GA, 8 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2052/GA en 06/2053/GA

betreft: [klager] datum: 8 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda,

gericht tegen twee uitspraken van 4 augustus 2006 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op twee klachten van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman de heer H.M.W. Daamen, en [...], unit-directeur van het h.v.b. De Boschpoort.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag houdt in:
beklag a.: het raam in klagers cel voldoet niet aan de wettelijke normen en
beklag b.: het ventilatiesysteem in klagers cel voldoet niet.

De beklagcommissie heeft beide beklagen gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot beklag a.:
De ramen in het h.v.b. hebben een oppervlakte van 0,71 m2 inclusief het kozijn en voldoen net niet aan de gestelde norm als vermeld in artikel 4, tweede lid, van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna de Regeling). Het
h.v.b. is echter een beschermd rijksmonument en valt onder rijksmonumentenzorg. Aan de buitenkant van een dergelijk gebouw mag niets worden gewijzigd. Derhalve kan op grond van een wettelijke bepaling niet voldaan worden aan het bepaalde bij artikel 4,
tweede lid, van de Regeling. Er is geen vergunning aangevraagd om van het verbod af te wijken. De directeur beheer heeft de technische dienst de ramen laten opmeten. Er zijn nooit eerder klachten ingediend over de grootte van de ramen. Onder raam dient
niet alleen het doorzichtige gedeelte te worden verstaan. De ramen worden binnenkort vervangen en worden dan meer doorzichtig. De kleppen, die zijn aangebracht voor duiven, worden dan weggelaten. Momenteel kunnen gedetineerden niet volledig naar buiten
kijken. De rijksgebouwendienst is op de hoogte van de problematiek. Volgens de rijksgebouwendienst kan het gebouw niet worden aangepast omdat het een rijksmonument is.
Met betrekking tot beklag b.:
De cellen van het koepelgebouw van het h.v.b. zijn voorzien van zowel een natuurlijke vorm van ventilatie als van een mechanisch systeem van ventilatie. Er zit in het raam van elke cel een beweegbaar deel met ventilatiegaten dat door de gedetineerde
zelf kan worden bediend. Het ventilatiedeel is in verschillende standen te plaatsen. Daarnaast worden alle cellen ook mechanisch geventileerd middels een overdruk in het koepelgebouw. In elke cel zit een rooster waarlangs lucht wordt afgezogen. Hiermee
is ook de ventilatie gegarandeerd als de raamventilatie gesloten is. Als het systeem niet zou werken, is het verbazingwekkend dat er nooit eerder over geklaagd is. Recent is het ventilatiesysteem nog gecontroleerd en vastgesteld dat het voldeed. De
verwarming gaat om kwart voor vijf aan als de gedetineerden naar binnen gaan. Eind oktober 2004 is het gehele systeem grondig nagekeken in verband met het plaatsen van meerdere gedetineerden op één cel. Tweemaal per jaar worden de luchtfilters
vervangen.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt overeenkomstig de overgelegde pleitnotitie als volgt toegelicht.
Met betrekking tot beklag a:
Het raam was kleiner dan 0,75 m2, zoals artikel 4 van de Regeling vereist. Volgens klager waren de afmetingen van het raam inclusief het kozijn 50 x 60 cm., hetgeen een oppervlakte oplevert van 0,3 m2 en dat is nog niet eens de grootte van het
raamoppervlak, waar licht door kan vallen. Kozijn, tralies, een vrij grote ventilatiekap en een plaat aangebracht tegen duiven nemen het grootste gedeelte hiervan weg. Het raam was bovendien meerdere jaren niet gewassen. De transparantie van het raam
was mogelijk nog net voldoende om de cyclus van dag en nacht waar te nemen. Europese en internationale regels stellen hogere eisen, namelijk dat de lichtinval voldoende moet zijn om bij daglicht te werken en te lezen. Dit was voor klager niet mogelijk.
Te weinig daglicht verstoort het lichamelijk functioneren van mensen ingrijpend. Hierdoor kunnen allerlei klachten ontstaan. Klager had te kampen met depressie, hoofdpijn en achteruitgang van de ogen, een slechte huid en dunner haar. Na zijn
overplaatsing naar Sittard zijn deze klachten nagenoeg verdwenen. Artikel 4 van de Regeling behoort tot de in artikel 13 van de Regeling opgesomde bepalingen. Dit zijn bepalingen die in alle gevallen, ook in oude inrichtingen, moeten worden nageleefd.
De bepaling behoort tot de harde kern, het absolute minimum van de Regeling. De status van rijksmonument mag geen excuus zijn om gedetineerden onder inhumane omstandigheden vast te houden. Het koepelgebouw voldoet niet meer aan de eisen voor een humaan
verblijf van gedetineerden. Dit impliceert ofwel dat het gebouw moet worden aangepast, ofwel dat het gebouw buiten gebruik wordt gesteld en de gedetineerden worden overgebracht naar een inrichting die wel voldoet aan de hedendaagse eisen van
humaniteit.
Aanpassing behoeft niet altijd wijziging aan de buitenkant van het gebouw mee te brengen, maar kan ook geschieden door het samenvoegen van cellen. De Monumentenwet bevat geen absoluut verbod. Gemeenten kunnen vergunningen afgeven voor wijzigingen. Het
is dus niet aan de inrichting, maar aan de gemeente om te bepalen of de inrichting mag worden aangepast. De directeur heeft geen pogingen ondernomen om een dergelijke vergunning te verkrijgen. Juist indien een celraam kleiner is dan het minimum dient
de
directeur ervoor zorg te dragen dat het raam optimaal functioneert, dient het regelmatig te worden gewassen en dienen obstakels zoveel mogelijk te worden vermeden dan wel verwijderd.

Met betrekking tot beklag b.:
Klager heeft nooit beweerd dat er geen mechanisch ventilatiesysteem aanwezig was. Hij heeft enkel aangevoerd dat het aanwezige systeem sterke gebreken vertoonde. Hij is bouwvakker geweest. De zuigkracht was ver beneden peil, doordat de installatie
en/of
ventilatiekanalen vol zaten met stof en vuil. Bovendien was het ventilatiesysteem een nagenoeg gesloten circuit zonder dat er van buiten voldoende verse lucht werd aangevoerd. Daardoor nam de concentratie stof en andere deeltjes in de lucht continu
toe.
Het h.v.b. werd vrijwel de gehele periode, die klager daar heeft doorgebracht, verbouwd. De raamventilatie was onvoldoende, omdat er tegenover het raam geen afzuiging was die verse lucht de cel in zoog. Door het slecht functionerende mechanische
systeem
kon er geen goede circulatie zijn. Bovendien liet het verwarmingsbeleid van het h.v.b. het niet toe dat het raam werd geopend. De verwarming in de cel functioneerde alleen ’s nachts. Het overdag openen van het raam zou er toe leiden dat alle warme
lucht
uit de cel ontsnapte, terwijl er ’s avonds pas weer werd verwarmd. Door slechte ventilatie worden klachten veroorzaakt. Klager had vaak zware hoofdpijn en ernstig last van zijn luchtwegen en last van concentratieproblemen. Na zijn overplaatsing hebben
deze klachten zich niet meer voorgedaan.
Het in beide beklagen vermelde is in strijd met de artikelen 4 en 6 van de Regeling, met de artikelen 3 EVRM en 18.2 van de European Prison Rules en artikel 11 van de United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners, de minimumeisen
waaraan een gevangenisstelsel behoort te voldoen, en leidt tot detentieschade. De directeur is tekort geschoten in zijn zorgplicht. Verzocht wordt om de uitspraken van de beklagcommissie in stand te laten.

Klager heeft nog toegevoegd dat de cel een donker hol was en dat de ventilatieklep, die was aangebracht in het raam, ook licht ontnam net als de buitenkap. Iedereen klaagde over het gebrek aan daglicht en de ventilatie in het h.v.b. Als je het raam
open
had, was het heel koud. Er was een tegelvloer in de cel. De afzuiginstallatie werkte op halve kracht en er werd geen lucht vanuit de koepel geblazen. Het ventilatiekanaal is nooit geveegd en het systeem kon gewoon niet goed functioneren. Klager heeft
de
klachten ook via de gedeco aangekaart. Ze zijn besproken, maar daarna heeft hij er niets meer over gehoord. Klager is in mei 2006 overgeplaatst.

3. De beoordeling
Met betrekking tot beklag a.:
Uit artikel 1, aanhef en onder b., van de Regeling volgt dat onder ‘raam’ dient te worden verstaan een voorziening waardoor de cyclus van dag en nacht kan worden waargenomen.

Artikel 4, tweede lid, van de Regeling bepaalt dat het raam in een verblijfsruimte een oppervlak heeft van minstens 0,75 vierkante meter, tenzij hieraan op grond van een wettelijke bepaling niet kan worden voldaan.

In de overgangsbepaling artikel 13 van de Regeling is onder meer vermeld dat een verblijfruimte, waarvan de bouw is aangevangen vóór 1996 - en daarvan is in deze sprake - in elk geval moet voldoen aan de eis gesteld in artikel 4 van de Regeling.

Klager en de directeur verschillen van mening over de grootte van het betreffende celraam. Klager spreekt over een oppervlak van 0,30 m2 en de directeur over een oppervlak van 0,71 m2. In ieder geval staat vast dat het betreffende raam in klagers
verblijfsruimte kleiner was dan 0,75 m2, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 4, tweede lid, juncto artikel 13 van de Regeling.

Door de directeur is gesteld dat weliswaar niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 4, tweede lid, van de Regeling maar dat hij op grond van een wettelijke bepaling vermeld in de Monumentenwet 1988 hieraan niet kan voldoen, zodat sprake is van de
uitzonderingssituatie als vermeld in artikel 4, tweede lid, van de Regeling.

Artikel 11, tweede lid aanhef en onder a., van de Monumentenwet 1988 bepaalt onder meer dat het verboden is om, zonder of in afwijking van een vergunning, een beschermd monument in enig opzicht te wijzigen. Laatstgenoemde bepaling bevat echter geen
absoluut verbod om aan een monument wijzigingen aan te brengen. Nu ter zitting is gebleken dat door de directeur geen ontheffing of vergunning om wijzigingen aan te brengen, is aangevraagd, kan niet worden gesteld dat sprake is van de
uitzonderingssituatie als vermeld in artikel 4, tweede lid, van de Regeling. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met aanvulling van de gronden.

Met betrekking tot beklag b.:
Artikel 6, derde lid, van de Regeling bepaalt dat de verblijfsruimte is voorzien van een ventilatiemogelijkheid waardoor op natuurlijke dan wel mechanische wijze de lucht voor de individuele gedetineerde voldoende kan worden ververst.

Door de directeur is in het beroepschrift en ter zitting van de beroepscommissie gemotiveerd weersproken dat hij onvoldoende zorg zou hebben gedragen voor voldoende verse lucht in klagers verblijfsruimte. De beroepscommissie is van oordeel dat niet
aannemelijk is geworden dat niet voldaan is aan het vereiste, zoals omschreven in artikel 6, derde lid, van de Regeling. Zij zal het beroep van de directeur op dit punt gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie vernietigen en het beklag
alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
Met betrekking tot beklag a.:
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Met betrekking tot beklag b.:
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

06/2052/GA en 06/2053/GA

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven