Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1819/TA, 5 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1819/TA

betreft: [klager] datum: 5 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen de vaststelling van een tegemoetkoming van 11 juli 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gedaan ten behoeve van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsvrouw mr. G. Raap in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en het hoofd van de inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 1.309,90 vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de oplegging van beperkingen waaronder de plaatsing in bloktijden op de afdeling, op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager
Het hoofd van de inrichting heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Het betrof een zeer ingewikkelde zaak waar veel uitgezocht moest worden. Hierdoor heeft de inrichting verzuimd binnen de termijn een voorstel voor een tegemoetkoming in te dienen. De
tegemoetkoming is te hoog en er is een verkeerde berekening toegepast. Blijkens de mededeling is klager op 7 september 2005 in bloktijden geplaatst vanwege het feit dat het hem niet is gelukt urine te produceren. Op 8 september 2005 scoorde klager
positief op het gebruik van cannabis en amfetaminen. De bloktijden zijn op 15 september 2005 beëindigd nadat de urinecontrole negatief was. In totaal heeft klager niet 61 dagen maar 8 dagen in bloktijden gezeten.
Op 22 september 2005 is klager overgeplaatst naar de Dollard 1. Klager is toen niet in bloktijden geplaatst, maar mocht alleen begeleid zich door de kliniek bewegen. Uit het overzicht “standaardbedragen tegemoetkomingen in euro’s per 1-1-2002” blijkt
dat voor het minimum regime maximaal € 5,- gegeven kan worden.
Klager stelt dat hij voor de bloktijden en nadien niet meer de mogelijkheid heeft gehad om te werken. De door de beklagrechter berekende vergoeding is niet correct. Het bedrag dat per week wordt berekend wordt ongeveer per maand verdiend. De berekening
is dan ook 2 maal
€ 138,70, is € 277,40. Uit de financiële administratie blijkt dat klager gedurende zijn verblijf in de inrichting inkomen heeft ontvangen en wel: in juni € 195,36; in juli € 186,48; in augustus € 204,24; in september € 195,36; in oktober € 139, 15; in
november € 154,14; in december € 171,64. De periode dat klager niet heeft gewerkt is minimaal geweest. Dit betekent dat ten aanzien van het niet werken geen recht bestaat op een tegemoetkoming.
Bij navraag bij Dollard 1 blijkt dat klager gebruik kan maken van begeleid bezoek. Het bezoek van klager op 16 november 2005 was onder invloed van alcohol, waarop het bezoek door de portier is geweigerd. Dit is niet de eerste keer geweest en er is
overwogen de betreffende bezoeker de toegang tot de kliniek te ontzeggen. Uit eerdere uitspraken van de beklagrechter blijkt dat per gemist bezoek € 5,- aan tegemoetkoming wordt toegekend. In dit geval houdt dit een bedrag in van 8 maal € 5,-, is €
40,-.
Het moet mogelijk zijn om een patiënt in bloktijden te plaatsen op basis van een positieve score op drugs. Het enkel bij sterkere vermoedens beperkingen kunnen opleggen, bijvoorbeeld bij betrapping op heterdaad, gaat de inrichting te ver.
Op grond van het vorenstaande was er wel voldoende aanleiding klager beperkingen op te leggen in zijn bewegingsvrijheid. De hoogte van de tegemoetkoming komt niet overeen met waar klager recht op heeft. Het hoofd van de inrichting verzoekt de
tegemoetkomingsbeslissing van de beklagrechter te vernietigen en klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 45,-.

Namens klager is daarop als volgt gereageerd. Mede gelet op de slechte gezondheid van klager vindt klager het erg vervelend dat deze zaak inmiddels al zo lang loopt. De inrichting is meerdere malen in de gelegenheid gesteld een voorstel voor een
tegemoetkoming in te dienen, doch heeft dit verzuimd. De door de beklagrechter vastgestelde tegemoetkoming is zonder daarbij het standpunt van de inrichting er bij te kunnen betrekken tot stand gekomen, waardoor klager nu weer onnodig in een
beroepsprocedure wordt betrokken. Klager verzoekt de beroepscommissie met deze feiten en omstandigheden rekening te houden bij de beoordeling van het beroep en de vaststelling van de tegemoetkoming. Klager heeft wel degelijk 61 dagen in beperkingen
gezeten en niet zoals de inrichting stelt slechts acht dagen. Klager is overgeplaatst naar Dollard 1, maar mocht daar niet op de afdeling komen en moest de hele dag op cel blijven. Tevens mocht hij niet deelnemen aan therapie en arbeid. Ook mocht hij
gedurende die periode geen televisie in zijn persoonlijke verblijfsruimte hebben. Het overzicht “standaardbedragen tegemoetkomingen in euro’s per 1-1-2002” is niet als productie bij het beroepschrift gevoegd, zodat klager bij gebrek aan wetenschap dit
standpunt van het hoofd van de inrichting ontkent. Het loon van klager bedraagt inderdaad € 138,70 per maand. Klager heeft dit ook altijd aangegeven, doch de beklagrechter gaf te kennen dit bedrag per week te berekenen wegens het niet reageren van de
kliniek. In de periode dat klager in beperkingen heeft gezeten heeft hij geen inkomen uit arbeid gegenereerd. Hij mocht in die periode immers niet werken. Voor zover de beroepscommissie uitgaat van een bedrag van
€ 138,70 per maand, meent klager dat hij in ieder geval voor een bedrag van € 277,40 dient te worden gecompenseerd. Over het bezoekrecht bestaat slechts discussie over het bedrag wat wordt toegekend ter compensatie van gemist bezoek. Bij gebrek aan
wetenschap stelt klager dat de beklagrechter van de juiste feiten is uitgegaan en dat derhalve een bedrag van € 7,50 voor ieder gemist bezoek aan klager moet worden toegekend.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Als maatstaf daarvoor kunnen
dienen de gemiste activiteiten of faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit een plaatsing in bloktijden gedurende acht dagen en het niet ontvangen van bezoek.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de beklagrechter voor de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van een onjuiste maatstaf uitgegaan. Voor de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming geldt niet als uitgangspunt de schade die
klager als gevolg van de door de beklagrechter vernietigde beslissing heeft geleden. De tegemoetkoming is een vergoeding die gelet op de gemiste faciliteiten en activiteiten uit billijkheidsoverwegingen aan klager wordt toegekend.
Blijkens de in beroep door het hoofd van de inrichting overgelegde stukken, zijn de beperkende maatregelen voor een periode van acht dagen aan klager opgelegd. Op grond van deze stukken moet achteraf worden geconstateerd dat de beklagcommissie van een
onjuist aantal dagen is uitgegaan. Verder heeft klager acht maal geen bezoek kunnen ontvangen.

Gelet op het vorenstaande is de tegemoetkoming van € 1.309,90 onjuist. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal een lagere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 120,=, te weten € 80,= voor de opgelegde beperkingen en €
40,= voor het gemiste bezoek.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog het volgende op. Het hoofd van de inrichting heeft niet gereageerd op het verzoek van de beklagrechter om informatie. Evenmin heeft het hoofd van de inrichting gereageerd op het verzoek zich uit te laten
over
de hoogte van de aan klager toekomende tegemoetkoming. Uit de stukken lijkt verder te moeten worden vastgesteld dat deze proceshouding van het hoofd van de inrichting heeft meegewogen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming door de
beklagrechter. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het bij de beoordeling meewegen van de proceshouding van een van de partijen niet onjuist, doch dit dient dan wel te geschieden in die mate dat daardoor de aard van de tegemoetkoming niet uit
het oog wordt verloren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter van 11 juli 2006 en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 120,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. J.M. van der Vaart en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 5 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven