Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2855/GA, 5 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2855/GA

betreft: [klager] datum: 5 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.E. Goudriaan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 oktober 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht te Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2006, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de p.i. Utrecht te Nieuwegein.

Klagers raadsvrouw mr. M.E. Goudriaan heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager op 27 september 2006 niet naar de zitting van de politierechter is vervoerd.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft de afstandsverklaring niet eerder gezien. Op die verklaring is aangetekend dat klager niet bij de politierechter wenst te verschijnen, maar dat hij zijn verklaring niet wenst te tekenen. Hetgeen daarop vermeld is, is niet juist. Er is
niemand bij hem gekomen met de vraag of hij mee wilde gaan en hij heeft dan ook niet verklaard dat hij afstand deed van het recht ter zitting te verschijnen.
Hij heeft die dag aan de bewaarders om scheerspullen gevraagd omdat hij naar de rechtbank zou gaan. Volgens de bewaarders zou hij die dag niet naar zitting gaan omdat hij niet op de interne transportlijst stond. Klager is toen gaan telefoneren met het
advocatenkantoor en de rechtbank. Hem is gezegd dat hij zich niet druk hoefde te maken, omdat de afstand tussen de p.i. en de rechtbank klein was en hij desnoods met een stok in de broek per taxi vervoerd zou worden.
Omdat klager die dag niet ter zitting is verschenen, is de behandeling van zijn zaak aangehouden. De zaak was al eerder aangehouden.
De reactie van de directeur is onbegrijpelijk en klopt niet. Er wordt met klager gesold. De afstandsverklaring is volgens het faxbericht verstuurd om 12.09 uur en volgens de directeur zou om 12.22 uur de visitatieafdeling gebeld hebben naar de afdeling
met de mededeling dat klager op transport kon en is de vraag gesteld of klager wilde aftekenen als hij geen gebruik wilde maken van de gelegenheid om naar de zitting te gaan. Dit kan niet juist zijn.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 28 september 2006 heeft klagers raadsvrouw hem meegedeeld dat klager niet aangevoerd is op de politierechterzitting van 27 september 2006. De directeur heeft dit intern uitgezocht en de raadsvrouw op 29 september 2006 een faxbericht gestuurd met
daarin de lezing van het personeel van de afdeling en de visitatieafdeling. Volgens het personeel was klager niet bereid om af te tekenen. Als een gedetineerde daartoe niet bereid is dan tekent het personeel dit aan op de verklaring. De
afstandsverklaring is vervolgens gefaxt naar de rechtbank.
Het is niet de inrichting die het vervoer regelt maar de rechtbank.
Op de interne transportlijst van die dag komt klagers naam niet voor. De interne transportlijst wordt een dag van tevoren opgemaakt. De gegevens zijn afkomstig van het bureau bevolking.
Het is zeldzaam dat de naam van een te vervoeren gedetineerde niet voorkomt op de interne transportlijst maar niet uniek. Als dit voorkomt, wordt geïnformeerd bij bureau bevolking en/of de rechtbank en wordt geïnformeerd of de gedetineerde ter zitting
wil verschijnen. Er wordt in zo’n geval actie ondernomen.
De directeur controleert niet dagelijks of de faxapparaten in de inrichting op de juiste tijd ingesteld zijn.

Op 13 december 2006 is per faxbericht een transportlijst van de parketpolitie op het secretariaat van de Raad ontvangen. Op deze lijst staat klagers naam vermeld voor vervoer voor 27 september, door de parketpolitie is telefonisch toegelicht dat dit 27
september 2006 betreft, van de inrichting te Nieuwegein naar de rechtbank Utrecht.

Klager, zijn raadsvrouw en de directeur is een afschrift van de transportlijst toegestuurd.

3. De beoordeling
Uit de transportlijst van de parketpolitie blijkt dat vervoer voor klager was geregeld op 27 september 2006 vanaf de inrichting naar de rechtbank Utrecht.

De directeur heeft ter zitting toegelicht dat, indien op de interne transportlijst een gedetineerde niet voorkomt en de vervoersdienst zich wel meldt om de betreffende gedetineerde te vervoeren, er navraag wordt gedaan bij bureau bevolking en/of de
rechtbank.

Naar aanleiding van het beklag heeft de directeur onderzoek ingesteld bij het personeel van klagers afdeling en het personeel van de afdeling visitatie. Volgens het betrokken personeel is op 27 september 2006 aan klager de vraag gesteld of hij naar de
zitting wilde gaan. Volgens het personeel heeft klager dit geweigerd, omdat hij eetpauze had en heeft hij geantwoord dat het personeel maar op hem moest wachten. Uitgelegd is dat dit niet mogelijk is, maar klager wilde niet naar de uitleg luisteren en
ook niet schriftelijk bevestigen dat hij afstand deed van het recht om te verschijnen.

Gelet op de (weliswaar niet ondertekende) afstandsverklaring, de transportlijst van de parketpolitie met de vermelding van de naam van klager en de nadere toelichting van de directeur acht de beroepscommissie aannemelijk dat er voor transport van
klager
naar de zitting van de politierechter is zorggedragen en dat overigens van onzorgvuldigheid jegens klager niet is gebleken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 januari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven