Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3196/GV, 4 januari 2007, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3196/GV

betreft: [klager] datum: 4 januari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 december 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager begrijpt de afwijzing niet. Hij kreeg via het bureau selectie- en detentiebegeleiding een formulier om algemeen verlof aan te vragen. Op dat formulier stond vermeld dat klager recht had op algemeen
verlof. Reden voor het verlof is dat klager graag bij de verjaardag van zijn dochter wil kunnen zijn. De door de selectiefunctionaris genoemde reden om het verzoek af te wijzen is onjuist. Klager kan zich vanaf 13 september 2006 niet één jaar hebben
onttrokken aan detentie. Het is tijdens het indienen van het beroepschrift immers pas december 2006. Klager heeft zich inderdaad eerder onttrokken aan zijn detentie. Dat was in 2004. Klager weet dat hij toen een fout heeft gemaakt. Hij kon toen de hem
opeens geboden vrijheid niet weerstaan. Omdat klager nu nog maar korte tijd gedetineerd zal zijn, zal hij dit keer niet de fout in gaan. Hij wil zijn vrijheid niet verder in de waagschaal stellen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In de afwijzende beslissing op de verlofaanvraag staat abusievelijk vermeld dat klager zich op 13 september 2006 onttrokken zou hebben aan detentie. Dit datum had moeten zijn 13 september 2004. Op zich staat verder vast dat klager zich gedurende ruim
een jaar heeft onttrokken aan zijn detentie. Klager heeft toentertijd ervoor gekozen niet terug te keren van verlof. Er zijn geen aanwijzingen waaruit kan blijken dat er thans sprake is van een andere situatie. Klager heeft de vrees voor een ongestoord
verloop van het verlof niet kunnen wegnemen. Klager kan kennelijk niet omgaan met de hem geboden vrijheden en houdt zich niet aan de gemaakte afspraken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Haarlem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van algemeen verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens opzettelijke overtreding van een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 januari 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal één verlofaanvraag indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich tijdens zijn huidige detentie gedurende bijna vijftien maanden heeft onttrokken aan die detentie, na niet te zijn teruggekeerd van een regimair verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat deze
omstandigheid thans een zodanige contra-indicatie vormt voor verlofverlening, dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Gelet daarop moet de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en
gelet
op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 januari 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven