Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2936/GV, 21 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2936/GV

betreft: [klager] datum: 21 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A.M. Hertoghs, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 november 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. In de tijd, dat klager in voorlopige hechtenis de behandeling van zijn strafzaak afwachtte, is hij vele
malen geschorst om een behandeling voor zijn ogen te kunnen ondergaan. Klager schat het aantal schorsingen op vijftien of meer. Nimmer is daarbij gebleken van een enkele poging om in contact te komen met de aangever/het slachtoffer en diens omgeving.
Zij zijn volle neven van elkaar, maar de families hebben al enige jaren geen contact met elkaar. Ook tijdens en na de strafzittingen is er geen sprake geweest van een poging tot confrontatie. Klager wenst het verlof bij zijn ouders door te brengen, wil
een medische behandeling van zijn ogen ondergaan en zich oriënteren op zijn toekomstmogelijkheden. Slechts vrees, niet onderbouwd door reële voorvallen of aanzetten daartoe, kan aan de basis liggen van deze beschikking. Deze kan dan ook niet in stand
blijven.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn minderjarige neef. Hij ontkent het telastgelegde en heeft hoger beroep aangetekend. Er zouden altijd al problemen zijn geweest tussen klager en zijn neef. Klager zou, sinds hij
aangifte heeft gedaan tegen zijn neef in verband met het in brand steken van een container en hij verhuisd is naar Oss, geen contact meer hebben met zijn neef. De relatie met het slachtoffer is slecht. Klagers huidige detentie is meermalen geschorst
voor bezoek aan de opticien te Oss. Klager diende behandelingen te ondergaan vanwege de handicap aan zijn ogen. Op 27 augustus 2006 is hij niet teruggekeerd van verlof. Hij verwijt dit aan miscommunicatie met zijn advocaat, maar het is de
verantwoordelijkheid van klager om terug te keren naar de inrichting. Hij heeft zichzelf niet aangemeld, maar is aangehouden door de politie. Het openbaar ministerie heeft bezwaar tegen verlofverlening omdat klager veroordeeld is tot gevangenisstraf
voor een pedoseksueel strafbaar feit. Er kan geen inschatting gemaakt worden van de risico’s die een verlof met zich zou meebrengen voor de maatschappij en het slachtoffer. Er kleven teveel risico’s aan verlofverlening.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring De Boschpoort te Breda heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Bosch heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaar handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Hij heeft
hoger beroep aangetekend tegen deze veroordeling en is hierbij tot dezelfde straf veroordeeld. Beroep in cassatie is ingesteld.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Klagers verlofaanvraag is door de Minister afgewezen in verband met het negatieve advies van de advocaat-generaal. In dit advies wordt aangegeven dat klager veroordeeld is tot een gevangenisstraf terzake van pedoseksuele delicten. Het element
beveiliging van de maatschappij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de strafoplegging. De beroepscommissie overweegt dat het advies van de advocaat-generaal in zeer algemene bewoordingen is gesteld en dat klager nadat hij éénmaal niet teruggekeerd
is
van verlof meerdere malen wederom verlof is verleend dat zonder problemen of incidenten is verlopen. Niet is gebleken dat klager gedurende zijn vele verloven contact zou hebben gezocht met het slachtoffer. Klagers gedrag in de inrichting is positief en
de directeur heeft positief geadviseerd terzake van verlofverlening.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister niet op goede gronden rust. Zij zal het beroep gegrond verklaren, de beslissing van de Minister vernietigen en opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst). De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan
zijn te maken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 december 2006

secretaris voorzitter

Naar boven