Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2613/GB, 19 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2613/GB

Betreft: [klager] datum: 19 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 oktober 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het huis van bewaring (h.v.b.) Maashegge te Overloon ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 april 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge te Heerhugowaard. Op 25 maart 2006 is hij overgeplaatst naar de b.b.i. Maashegge te Overloon, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.
Op 28 augustus 2006 is hij – in afwachting van herselectie – (terug)geplaatst naar het huis van bewaring (h.v.b.) Maashegge te Overloon. Bij beslissing van 17 oktober 2006 is klager geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught,
alwaar hij op 6 november 2006 feitelijk is geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de ernst van de door hem gepleegde overtreding, te weten alcoholgebruik tijdens verlof, niet in verhouding staat tot de zware sanctie daarop. Klager is van mening dat de vijf dagen afzondering op zich al voldoende sanctie zijn
geweest. Klager heeft ook zijn bedenkingen bij de uitslag van het ademonderzoek. Volgens hem was de uitslag van die test 163, hetgeen neer zou komen op een alcoholpromillage van 0,6. Een medegedetineerde die bij de ademtest 333 produceerde, kreeg te
horen dat zijn promillage 0,7 zou zijn. Dat kan volgens klager niet kloppen. Ook is klager niet in de gelegenheid gesteld voor een tweede keer te blazen. Klager is van mening dat het gebruik van twee biertjes bij de maaltijd niet tot deze uitslag heeft
kunnen leiden. Klager voelt zich erg gedupeerd. Hem is nooit verteld dat alcoholgebruik gelijkgesteld was aan het gebruik van harddrugs. Sinds 1 oktober 2006 staat dit overigens wel in de huisregels vermeld maar toen dit voorval plaatsvond nog niet.
Volgens klager zou hij, ervan uitgaande dat hij een promillage van 0,5 of minder had, niet zijn overgeplaatst als de directeur goed zijn werk zou hebben gedaan.
De selectiefunctionaris is er ten onrechte vanuit gegaan dat het gebruik van alcohol gelijkgesteld wordt aan het gebruik van harddrugs. Beter zou zijn een vergelijking te maken met het gebruik van softdrugs. Klager heeft, anders dan in de zich in het
dossier bevindende stukken wordt gesteld, geen alcoholprobleem of –verslaving. Ook zou klager positief hebben gescoord op het gebruik van THC na een regimair verlof. Klager heft verzocht om een herhalingsonderzoek maar die uitslag is nooit aan klager
bekend gemaakt. Klager had daarom niet uit de b.b.i. weggeplaatst mogen worden. Daarnaast zijn er persoonlijke omstandigheden. Klagers vriendin wenst hun relatie te beëindigen en de verhuurder van klagers woning wil die woning gaan slopen. Dit maakt
een
verblijf in een gesloten inrichting voor klager bezwaarlijk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Namens de directeur van de b.b.i. Maashegge is op 25 augustus 2006 verzocht om klager uit de b.b.i. te plaatsen in verband met het nuttigen van alcohol tijdens het weekeindverlof. Bij een blaastest bij terugkomst in de inrichting scoorde klager op
alcoholgebruik. Klager is daarop door de selectiefunctionaris teruggeplaatst naar het h.v.b. Maashegge. De uitslag van de blaastest wordt betrouwbaar geacht. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid alcohol bestond er aanleiding klager terug te plaatsen
naar een gesloten inrichting en hem gedurende zes maanden niet in aanmerking te laten komen voor vrijheden.

4. De beoordeling
4.1. Het h.v.b. Maashegge, waar klager was geplaatst, is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Hetgeen door en namens klager omtrent vermeend THC-gebruik naar voren is gebracht, kan buiten beschouwing blijven nu dat gebruik – zo daar al sprake van zou zijn
geweest – door de selectiefunctionaris niet (mede) is gebruikt als grondslag voor zijn beslissing. Klager heeft op 24 augustus 2006 bij terugkomst van een regimair verlof aan een ademanalyse heeft meegewerkt. Het resultaat daarvan was dat de
hoeveelheid
alcohol 279 mmol per liter uitgeademde lucht bedroeg. Klager heeft overigens erkend alcoholhoudende drank te hebben gebruikt tijdens zijn verlof. Het gebruik van alcohol tijdens detentie is een contra-indicatie voor het verlenen van verlof en mitsdien
ook voor regimair verlof.

Het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 december 2006

secretaris voorzitter

Naar boven