Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2386/GB, 14 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2386/GB

Betreft: [klager] datum: 14 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.A.P. van Breukelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 september 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de beslissing van het hoofd Coördinatie Bureau Terugdringen Recidive (CB-TR) d.d. 29 november 2005 waarin klagers deelname aan het programma Terugdringen Recidive
(TR) wordt beëindigd.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 augustus 2003 gedetineerd. Naar aanleiding van het feit dat aan klager een straf van meer dan vier maanden is opgelegd, hoort klager tot de categorie van gedetineerden die in aanmerking komt voor het programma TR.
Op 29 november 2005 is beslist tot beëindiging van zijn deelname aan dat programma.

2.2. Klagers bezwaarschrift tegen de beëindiging TR werd op 14 december 2005 door de beklagcommissie doorgezonden naar de selectiefunctionaris omdat de beklagcommissie meende niet bevoegd te zijn. De selectiefunctionaris heeft het klaagschrift weer
teruggezonden omdat hij van mening was dat het ging om een namens de directeur genomen beslissing zodat de beklagcommissie bevoegd is.

2.3. Bij uitspraak van 15 juli 2006 werd klager door de beklagcommissie niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht omdat er geen sprake zou zijn van een namens de directeur genomen beslissing. De klacht werd doorgezonden naar de
selectiefunctionaris.
Tegen de uitspraak van de beklagcommissie is door klager géén beroep ingesteld.

2.4. Bij beslissing van 15 september 2006 heeft ook de selectiefunctionaris klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar omdat de bestreden beslissing niet
valt onder de verantwoordelijkheid van de selectiefunctionaris maar onder die van de directeur.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Het oorspronkelijke klaagschrift kent al een lange geschiedenis. Klager stelt dat het een selectiebeslissing betreft en dat de selectiefunctionaris bevoegd is kennis te nemen van het klaagschrift. In deze beroepsprocedure kan door een hogere instantie
worden uitgemaakt onder wiens verantwoordelijkheid de beslissing van het hoofd CB-TR valt en onder wiens taak het valt te oordelen over het klaagschrift. Tevens stelt klager het op prijs om zijn beroepschrift in aanwezigheid van zijn gemachtigde
mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het hoofd CB-TR is niet bevoegd om zulke beslissingen te nemen. Mandatering van de beslissingsbevoegdheid aan het hoofd CB-TR is in strijd met de bedoeling van de wet omdat de Minister juist beoogd heeft om op het gebied van plaatsing en overplaatsing
de beslissingsbevoegdheid aan de selectiefunctionaris toe te kennen. Verder is de beslissing om het programma TR stop te zetten niet tot stand gekomen volgens het draaiboek. Zo is het hoofd CB-TR niet in contact getreden met de selectiefunctionaris en
heeft ook achteraf geen toetsing plaatsgevonden. Tevens concludeert de selectiefunctionaris dat met betrekking tot het TR-project het één en ander eerst nog verder juridisch dient te worden uitgewerkt.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

4.2. Het begrip TR komt in de wet- en regelgeving niet voor. Derhalve ligt niet vast wie tot de beslissing met betrekking tot het TR-traject bevoegd is. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de beslissing een TR-traject te beëindigen wordt
genomen namens de directeur. Dit is ook in overeenstemming met het draaiboek zoals dit is vervat in het Programma Terugdringen Recidive, DJI, z.j., p. 14. De beslissing is terug te voeren op de locatiedirecteur zodat de beklagcommissie vervolgens
bevoegd is om kennis te nemen van een klacht tegen die beslissing.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De selectiefunctionaris heeft terecht
geconcludeerd dat hij niet bevoegd is van het bezwaar van klager kennis te nemen, omdat het een aan de directeur toe te rekenen beslissing betreft.
Klager had tegen de uitspraak van de beklagcommissie beroep kunnen instellen, maar heeft dit niet gedaan.

Opmerking verdient het volgende. De deelname van klager aan het programma TR is stopgezet omdat hij weigerde deel te nemen aan een behandeling bij de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) te Heiloo. Deze behandeling vormt een essentieel onderdeel
van het programma TR. Zonder de medewerking van klager aan deze gedragsinterventie zal niet het beoogde doel worden bereikt en blijft er een aanmerkelijke kans op recidive bestaan. Het hoofd CB-TR heeft naar de mening van de beroepscommissie dan ook
terecht geconcludeerd dat voortzetting van het programma niet langer zinvol was en dat het programma voor klager diende te worden stopgezet. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen kan deze beslissing niet als onredelijk of onbillijk
worden
aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 14 december 2006

secretaris voorzitter

Naar boven