Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2841/GV, 14 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2841/GV

betreft: [klager] datum: 14 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 november 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen en hem in plaats hiervan incidenteel verlof onder begeleiding verleend.

2. De standpunten
Door klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager laat weten dat zijn thuissituatie wel goed is. Klager komt op
29 december 2006 vrij en gaat dan weer bij zijn gezin, dat elke week op bezoek komt, wonen. Klager heeft een slecht verleden en accepteert alle hulp. Klagers huwelijk is zeer goed en de omgang met zijn kinderen ook. Klager wil daarom graag de
gelegenheid krijgen om alsnog met verlof te gaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is een zedendelinquent. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd over verlofverlening op grond van de mogelijkheid van confrontatie met de slachtoffers. De officier
van
justitie heeft echter laten weten dat de slachtoffers niet op het verlofadres wonen. Klagers thuissituatie is zeer problematisch. Hij heeft bij zijn huidige partner twee kinderen uit een eerdere relatie en zij hebben samen twee kinderen. Klager is
bekend bij de reclassering en is in het kader van de vroeghulp bezocht. Hij wenste geen hulp en ontkent de delicten. Verder blijkt uit de gedragsrapportage dat klager nogal eens onwaarheden vertelt en personeel tegen elkaar uitspeelt. De psycholoog
bestempelt het gedrag van klager als theater. Klager wordt van buitenaf bedreigd, hij heeft twee dreigbrieven ontvangen. Uit het voorgaande is geconcludeerd dat klager niet met algemeen verlof kan. Wel is gemeend om klager met begeleid incidenteel
verlof te laten gaan om zijn gezin te kunnen bezoeken en gezien de naderende ontslagdatum. De overwegingen die geleid hebben tot een begeleid incidenteel verlof zijn; de concrete levensbedreigingen, het recidivegevaar, de kwetsbare sociale
omstandigheden op het verlofadres en klagers onbetrouwbaarheid.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de gevangenis Zuyderbos te Heerhugowaard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft
aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening. De politie Zaanstreek-Waterland wijkteam Zaandam midden heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens ontucht met minderjarigen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29 december 2006.

Uit telefonische informatie van de Minister van 6 december 2006 komt naar voren dat de bestreden beslissing van 7 november 2006 tevens moet worden opgevat als een reactie op de uitspraak van de beroepscommissie van 23 oktober 2006 met kenmerk
06/2313/GV
en een afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. De beroepscommissie zal het beroep in die zin opvatten en beoordelen. Klager kan in totaal drie aanvragen indienen voor algemeen verlof.

De beroepscommissie heeft in voornoemde uitspraak met betrekking tot de afwijzing van klagers eerste verzoek om algemeen verlof geoordeeld dat er onvoldoende contra-indicatie aanwezig was welke de afwijzing van klagers verlofaanvraag kon
rechtvaardigen.
De beroepscommissie stelt vast dat de omstandigheden die hebben geleid tot die beslissing niet gewijzigd zijn. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat er nog steeds onvoldoende contra-indicatie aanwezig is voor verlofverlening welke de
afwijzing
van klagers verzoek om algemeen verlof kan rechtvaardigen. De Minister toont opnieuw onvoldoende aan dat de thuissituatie niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting biedt in artikel 5 de Minister de
mogelijkheid aan de verlening van algemeen verlof voorwaarden te verbinden. Gelet op het vorenstaande is de beslissing van de Minister onredelijk en onbillijk. De beslissing van de Minister kan niet in stand blijven. Het beroep zal gegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van één week na ontvangst van
deze uitspraak.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 14 december 2006

secretaris voorzitter

Naar boven