Nummer: 06/2319/GB
Betreft: [klager] datum: 11 december 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 1 september 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting, ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 21 juni 2005 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris is door en namens klager als volgt toegelicht.
Het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) in Grave heeft zijn werk niet naar behoren gedaan en daar is klager de dupe van. Al na één dag na het indienen van zijn verzoek beweerde het b.s.d. dat dit was afgewezen door de officier van
justitie.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft een negatief advies gegeven tot aan het horen van een getuige op de terechtzitting van 27 oktober 2006. Op die zitting was het horen door organisatorische omstandigheden echter niet mogelijk. Verder komt klagers
medeverdachte [A] wél voor het bedoelde regime in aanmerking.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het OM heeft al in juli een negatief advies afgegeven ten aanzien van plaatsing van klager in een b.b.i. Klager is in eerste aanleg veroordeeld en is in hoger beroep bij het gerechtshof in Arnhem. Het OM heeft laten weten dat dezelfde gronden om
negatief te adviseren met betrekking tot vrijheden tijdens de detentie van klager nog steeds aanwezig zijn, in ieder geval tot dat de getuige is gehoord.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Het gerechtshof in Arnhem heeft in hoger beroep de behandeling van de strafzaak tegen klager aangehouden. De bewuste getuige zal nog moeten worden gehoord. Het OM heeft om die reden nog steeds dezelfde bezwaren met betrekking tot vrijheden
tijdens de detentie van klager als voorheen.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de fase waarin het hoger beroep in de strafzaak van klager zich bevindt in combinatie met de over het delict verstrekte gegevens,
vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over zijn medeverdachte [A] kan niet leiden tot een ander oordeel. Er is geen sprake van een gelijk geval waar klager zich op zou kunnen beroepen. Juist door de verschillen tussen de situaties van beide verdachten heeft
het OM in klagers geval wél bezwaren tegen detentiefasering en in het geval van [A] niet.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 11 december 2006
secretaris voorzitter