nummer: 06/2517/GA
betreft: [klager] datum: 11 december 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.I.B. Hoffman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 september 2006 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 november 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn gehoord klager en zijn raadsvrouw mr. E.I.B. Hoffman.
De directeur van het h.v.b./ISD Amsterdam heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om klager deel te laten nemen aan de arbeid.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wordt niet toegestaan om arbeid te verrichten, omdat hij verdacht wordt van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Als je niet deel mag nemen aan de reguliere arbeid kan je ook niet doorstromen naar een baantje in de inrichting, zoals
afdelingsreiniger. De reguliere arbeid vindt plaats buiten het h.v.b. Niet aangetoond is dat de logistiek dit probleem veroorzaakt. De wasserij is in het voorgebouw. Ook de bezoekzaal en de advocatenkamers zijn in het voorgebouw en daar mag klager wel
naar toe. Hij zou graag willen werken om niet de gehele dag op cel te hoeven blijven. Klagers strafzaak is aangehouden voor het horen van getuigen. Klagers medeverdachten verblijven al in een half open inrichting of zijn al in vrijheid. Gedetineerde
[A], die tevens verdacht werd van artikel 140 Sr werkte hele dagen en gedetineerde [B], die daar ook heeft verbleven, is ook toegestaan om te werken. De directeur kan niet uitleggen waarom klager niet mag werken. Klager moet op 29 november 2006
voorkomen. Als hij niet meer verdacht wordt van artikel 140 Sr. mag hij wel werken. Klager is overgeplaatst van Dordrecht naar Amsterdam in verband met zijn bezoek. Overplaatsing naar Demersluis is geen optie, gelet op het regime daar en de categorie
gedetineerden die daar verblijft.
De unit-directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Uit artikel 47, eerste en tweede lid, Pbw volgt dat de gedetineerde recht heeft op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid en dat de directeur zorg draagt voor de beschikbaarheid van arbeid voorzover de aard van de detentie zich daar niet
tegen verzet.
Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de arbeid buiten de inrichting wordt verricht vlakbij de uitgang van het complex en dat, omdat klager verdacht wordt van het plegen van het in artikel 140 Sr omschreven delict, niet wordt toegestaan aan
klager om arbeid te verrichten. Arbeid binnen de inrichting zou wel een mogelijkheid zijn maar baantjes zoals afdelingsreiniger zijn voorbehouden aan gedetineerden, die al reguliere arbeid verrichten. De door de directeur geschetste mogelijkheid tot
overplaatsing naar Demersluis, waar klager wel direct deel zou kunnen nemen aan de arbeid, is geen reële optie, nu Demersluis geen bestemmingsaanwijzing heeft als regulier h.v.b.
Nu het bovenstaande er op neer komt dat klager niet in staat werd gesteld om aan enige vorm van arbeid deel te nemen, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur onvoldoende heeft voldaan aan de in artikel 47 Pbw vermelde
inspanningsverplichting
en dat onvoldoende rekening is gehouden met klagers belangen. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal klager een tegemoetkoming van € 50,=
toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 december 2006
secretaris voorzitter