Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2443/GA, 11 december 2006, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2443/GA

betreft: [klager] datum: 11 december 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift
van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 oktober 2006 van de beklagrechter bij het h.v.b./ISD Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 november 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, is gehoord klager.

De unit-directeur van het h.v.b./ISD Utrecht heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen uitsluiting van deelname aan de arbeid.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Als gevolg van zijn suikerziekte houdt klager vocht vast in benen en voeten en heeft hij last van ingegroeide teennagels. Klagers tenen bloeden als zijn teennagels aangeraakt worden. Zijn schoenen passen dan niet en het doet heel erg pijn. Klager kan
dan niet naar de werkzaal. De eerste keer, in mei/juni 2006, is klager door een andere inrichtingsarts als zogenaamd ‘lopend patiënt’ beschouwd. Als hij zich beter voelde en minder vocht zou vasthouden, kon hij weer gaan werken. Er zijn toen ook
afspraken gemaakt met de pedicure. Na anderhalve week was de vochtophoping minder geworden en heeft klager zich beter gemeld bij de arts. Op 20 augustus 2006 heeft klager zich weer ziek gemeld omdat hij precies hetzelfde probleem had. Alleen dit keer
vond de inrichtingsarts, een andere dan de vorige keer, dat klager zich onterecht had ziek gemeld. Klager heeft gesproken met de directeur om hem ervan te overtuigen dat hij wel degelijk ziek was. Hij heeft zijn tenen en teennagels aan de directeur
laten zien. De directeur is naar de medische dienst gegaan en heeft zich door de medische dienst laten overtuigen. Klager mag niet op slippers naar het werk en het bloed kwam uit zijn tenen. Toch moest hij gaan werken, maar hij zou het niet gered
hebben. Nadat klager zich voor de tweede keer heeft ziek gemeld, is de pedicure weer ingeschakeld. Klager mag, als suikerpatiënt, zijn teennagels niet zelf knippen. Hij heeft speciale kousen. Hij heeft nog steeds dezelfde klachten maar durft zich niet
ziek te melden, want dan zit hij weer veertien dagen op cel. Hij heeft plaspillen maar houdt desondanks toch vocht in zijn benen vast. Klager heeft zijn klachten nog niet met de maandcommissaris besproken.

Klager heeft aan de beroepscommissie zijn opgezwollen benen en voeten en zijn tenen en teennagels getoond, die eruit zagen alsof de tenen recent gebloed hadden.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Klager had last van opgezwollen benen en voeten en bloedende tenen en heeft zich ziek gemeld omdat hij geen schoenen kon dragen en zonder schoenen niet deel mocht nemen aan de arbeid. De inrichtingsarts heeft geoordeeld dat klager zich ten onrechte
ziek
heeft gemeld. In beginsel kan de directeur afgaan op het oordeel van de inrichtingsarts. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing om klager terzake een disciplinaire straf op te leggen niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt. Gelet echter op klagers reële probleem, dat hij ook duidelijk kenbaar heeft gemaakt aan de directeur, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in dit geval had kunnen volstaan met een disciplinaire straf van vier dagen
uitsluiting
van deelname aan de arbeid. Voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd wordt het meerdere niet redelijk en billijk geacht. Derhalve kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand blijven en dient het beklag in zoverre gegrond te worden
verklaard. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden komt aan klager ter zake van het door hem ondervonden ongemak een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming
vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de duur van de opgelegde disciplinaire straf, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart in zoverre het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een
tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 december 2006

secretaris voorzitter

Naar boven