nummer: 06/2257/TP
betreft: [klager] datum: 11 december 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de fictieve beslissing van de Minister van Justitie,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Volgens het bepaalde in artikel 12, eerste lid, Bvt dient een ter beschikking gestelde binnen een termijn van zes maanden na aanvang van zijn terbeschikkingstelling (tbs) geplaatst te worden in een tbs-inrichting. Ingevolge artikel 12, tweede lid, Bvt
kan de Minister van Justitie die termijn met telkens drie maanden verlengen, indien plaatsing binnen de genoemde termijn van zes maanden naar zijn oordeel niet mogelijk is. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan in het licht van de
uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van de mens inzake Brand en Morsink van 11 mei 2004 beroep worden ingesteld tegen de feitelijke voortzetting van het zes maanden of meer durende verblijf als tbs-passant in een penitentiaire inrichting.
Vast staat dat klagers tbs is ingegaan op 1 september 2006 en dat ten tijde van het instellen van het onderhavige beroep nog geen zes maanden na die ingangsdatum waren verstreken. Derhalve kan nog geen sprake zijn van een beslissing tot verlenging van
klagers passantentermijn en heeft klager te vroeg beroep ingesteld. Om die reden kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. J.M. van der Vaart en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 december 2006
secretaris voorzitter