Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1355/TB, 24 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1355/TB

betreft: [klager] datum: 24 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A.J. Delescen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 17 mei 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens de Minister, [...] en [...], behandelaar verbonden aan de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek (hierna de Pompekliniek).

Klagers raadsman mr. R.A.J. Delescen is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager in een longstayvoorziening van de Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 15 juli 1997 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 8 april 1999 geplaatst in het forensisch psychiatrisch centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna Veldzicht).
Vervolgens is klager op 12 juli 2002 overgeplaatst naar de Pompekliniek.
Bij advies van 25 november 2005 van de landelijke adviescommissie plaatsing (hierna LAP) is aangegeven dat een voortzetting van op verandering gerichte behandeling niet langer zinvol wordt geacht maar dat overgegaan moet worden tot nader onderzoek en
beoordeling van de kliniek.
Bij schrijven van 16 december 2006 en van 7 februari 2006 heeft de Pompekliniek een nadere toelichting gegeven en opnieuw een verzoek ingediend tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening.
Bij advies van 6 april 2006 heeft de LAP aangegeven dat klager voldoet aan de longstayindicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen in een longstayvoorziening.
Overeenkomstig dit advies heeft de Minister op 17 mei 2006 beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting. Klager is op 17 mei 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting
te Vught.

3. De standpunten
Klagers raadsman is verhinderd maar klager zal zelf het woord voeren. Hij is ten onrechte in een longstayvoorziening geplaatst en hij is ten volle bereid om een adequate behandeling te ondergaan. Klager voelt zich niet thuis op de longstayafdeling,
waar
hij nu verblijft. Hij zit de hele dag op een stoeltje naar de lucht te kijken. Van de een op de andere dag is hij in de longstayvoorziening geplaatst. Veldzicht was streng. In de Pompekliniek verliep het soepeler. Klager heeft in de Pompekliniek het
heft in eigen hand genomen door niet terug te keren van verlof. Het gevolg was de beslissing tot plaatsing in de longstayvoorziening. Klager is niet uitbehandeld en aan behandeling toe. Hij zou een assertiviteitstraining willen volgen. In Veldzicht
heeft hij een Goldsteintraining gevolgd maar dat is een hele tijd geleden. Toentertijd is hij er wel wat mee opgeschoten. Na zo’n training gaat alles beter. De druk is dan weg en hij is veel rustiger. Klager heeft tegen het personeel gezegd dat hij
training nodig heeft want hij is veel te druk. Hij zit al tien jaar vast en vindt dat lang zat. Over de RIBW is veel gepraat maar dit is nooit doorgezet. Hij hoort van de sociotherapeuten in de longstayvoorziening dat hij daar niet thuishoort. De
longstayafdeling is eigenlijk een soort gevangenis. Voorheen had klager driemaal per week begeleid verlof en ging hij éénmaal per vier weken naar zijn ouders. Er waren veel bedreigingen op de afdeling. Ook zijn ouders zijn bedreigd om drugs mee te
nemen. In verband met de bedreigingen is klager niet teruggekeerd van verlof. Er was geen sprake van alcoholgebruik. Klager wil graag in een gewone tbs-kliniek worden geplaatst zoals Hoeve Boschoord en wil graag behandeld worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar de schriftelijke reactie van de Minister van 25 juli 2006. De LAP heeft voldoende onderbouwd dat er geen behandelprogramma meer in zit. Er is sprake van duurzame
delictgevaarlijkheid en resocialisatieinspanningen zijn niet succesvol gebleken. Eventuele twijfel over longstayplaatsing is weggenomen door het tweede LAP-advies. De FPA te Venray zag geen plaats voor klager in verband met zijn zwakbegaafdheid.
Het beroep wordt ongegrond geacht.

De behandelaar verbonden aan de Pompekliniek heeft aangevoerd dat er enige jaren geleden nog mogelijkheden waren voor doorstroom naar een FPA. De inrichting heeft bekeken hoe de doorstroom zo optimaal mogelijk vorm zou kunnen worden gegeven. Inmiddels
is het verlofbeleid aangescherpt en valt de doorstroommogelijkheid helaas weg. Toch komt het voor dat een longstayplaatsing eindigt in transmuraalverlof en resocialisatie. Er valt weinig over te zeggen. Zoals beschreven in de stukken is klager
voldoende
behandeling geboden. Klager heeft problemen met concentratie en verdere behandeling zou aangeboden zijn als het haalbaar zou zijn. De optie Hoeve Boschoord, vanuit een FPA-situatie of tbs-situatie, is overwogen maar niet haalbaar gebleken. Het werd
niet
zinvol geacht om klager klaar te stomen voor een vervolgvoorziening. Klagers gedrag op de afdeling roept irritatie op. Hij kan druk en fel reageren. De staf dient veel aandacht te besteden aan correctie van zijn gedrag. Hij is tot driemaal toe
overgeplaatst naar een andere afdeling. Er kon geen echte behandeling gerealiseerd worden. Zijn gedrag laat het niet toe. Op de afdeling, waar klager nu verblijft, is minder groepsdruk en minder behandeldruk en gaat het beter.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, waaronder de aanmeldingen voor de longstayplaatsing van 31 mei 2005 en 1 februari 2006 en de adviezen van de LAP van
25 november 2006 en 6 april 2006, welke naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening, heeft de
Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling van de Pompekliniek niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet
en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.

De beroepscommissie overweegt daartoe dat klager gedurende een periode van meer dan zeven jaar een op verandering gerichte behandeling is geboden, waarin meerdere resocialisatiepogingen zijn ondernomen. Er is sprake van voortdurende
delictgevaarlijkheid, zwakbegaafdheid en alcoholverslaving. De resocialisatiepogingen zijn mislukt omdat klager ontvlucht is tijdens begeleid verlof en terug is gevallen in alcoholmisbruik. Plaatsing op een FPA is niet gerealiseerd, omdat er geen
sprake
was van een psychiatrische stoornis in engere zin, klager zwakbegaafd is en moeilijk te hanteren en te begrenzen in de Pompekliniek.
De LAP heeft in haar eerste advies van 25 november 2005 overwogen dat een op verandering gerichte behandeling niet langer zinvol wordt geacht maar plaatsing op een longstayvoorziening te zwaar werd geacht. De LAP had op dit moment nog niet de
beschikking over de omtrent klager uitgebrachte zesjaarsrapportage en adviseerde om over te gaan tot nader onderzoek en beoordeling van de kliniek. De Pompekliniek heeft in de toelichting van 16 december 2005 en 7 februari 2006 nadere informatie
verstrekt. De LAP heeft in haar advies van 6 april 2006 overwogen dat zij op grond van de nader verstrekte informatie persisteert bij haar mening dat voortzetting van op verandering gerichte behandeling niet langer zinvol is, dat er sprake is van
duurzame delictgevaarlijkheid en resocialisatiepogingen tot op heden niet succesvol zijn gebleken. De toelichting van de Pompekliniek was aanleiding voor de LAP om alsnog klagers longstayindicatie te onderschrijven. Wel heeft de LAP nog geadviseerd dat
tijdens de longstay getracht dient te worden opnieuw de weg te bewandelen van zeer geleidelijke verruiming van vrijheden in het kader van een langdurig resocialisatietraject.
Wat dit laatste betreft acht de beroepscommissie het zeer wenselijk om in het kader van het ontwikkelen van differentiatie van longstayvoorzieningen ook aandacht te besteden aan de door de LAP bedoelde differentiatiemogelijkheid.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven