Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3173/GB, 24 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/3173/GB

Betreft: [klager] datum: 24 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 december 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens en een tolk in de Franse taal, op 3 november 2006 in aanwezigheid van [...], unit-directeur bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de landelijke afdeling voor beheersproblematische gedetineerden Nieuw Vosseveld (gevangenis, hierna LABG) te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 1 oktober 1997 gedetineerd. Hij verbleef onder meer in de EBI te Vught, is vervolgens op 12 mei 2003 overgeplaatst naar de gevangenis Overmaze te Maastricht, waar een normaal beveiligingsniveau en een regime van beperkte
gemeenschap geldt, en is op 10 augustus 2005 geplaatst in de gevangenis Vught, met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Vervolgens is klager op 2 oktober 2005, nadat zich een ernstig incident had voorgedaan, geplaatst
op de LABG te Vught, waar een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau geldt. Op 25 augustus 2006 is klager geplaatst in de BGG Zoetermeer, met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

2.2. Bij uitspraak van 13 november 2006, met nummer 06/2150/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 21 augustus 2006 van de alleensprekende beklagrechter
bij de p.i. Vught betreffende de oplegging van de maatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de
selectiefunctionaris als volgt toegelicht. [A] heeft aangifte gedaan en klager wordt nu vervolgd in verband met poging tot doodslag. De behandeling van de strafzaak is aangehouden voor het horen van getuigen. Verwacht wordt dat de zaak binnenkort weer
op zitting geappointeerd wordt. [A] is inmiddels als getuige gehoord in Griekenland en blijft bij zijn verhaal.Uit de getuigeverklaring van de p.i.w.-er [B] tegenover de rechter-commissaris is gebleken dat hij nooit gezien heeft dat klager zijn handen
rond de nek van [A] had, maar dat dit een conclusie van [B] is geweest. Klager had water in zijn handen en wilde [A] alleen maar water geven. [B] is ook degene die een paar keer ‘I will kill you’ tegen klager heeft gezegd. Klager dacht dat hij een
grapje maakte. Hij lachte erbij, maar zei het nog een keer voordat hij naar huis ging. In de uitspraak van de beklagrechter staat vermeld dat [A] dit gezegd zou hebben, maar het was [B] Merkwaardig is dat er, als het juist zou zijn dat klager gepoogd
heeft om [A] te wurgen, geen alarm is geslagen en geen medische hulp is geboden. Pas na 24 uur heeft een verpleegster [C] bezocht en pas na twee dagen is er om een arts gevraagd. De foto’s, die van [A] zijn genomen, zijn niet direct genomen en daarop
zijn geen rode striemen te zien, wel rode vlekken. Die vlekken kunnen veroorzaakt zijn doordat [A] naar zijn eigen keel heeft gegrepen. Het is onduidelijk waarom [A] dit verklaard heeft. Klager functioneerde goed in het regime van algehele gemeenschap.
Het blijft onduidelijk wat er tussen de twee gedetineerden heeft plaatsgevonden. Vraag is of dit voldoende grond vormt voor overplaatsing en of dit niet een te zwaar middel is. Het is het enige incident dat heeft plaatsgevonden. Klager had geen
problemen met [A] en heeft die in het verleden ook niet gehad. Klager kwam uit de EBI en was net in een beter regime geplaatst. Hij zou dat niet de waagschaal stellen met het risico dat hij weer in de EBI geplaatst zou worden. Klager verblijft nu in de
BGG Zoetermeer.

3.2. De directeur van de p.i. Vught heeft verklaard dat [A] heel duidelijk heeft
verklaard dat geprobeerd was om hem te wurgen en dat hij klager heeft aangewezen als dader. Verder was er een verklaring van een medegedetineerde, die gezien heeft dat klager [A] probeerde te wurgen. Het duurde lang voordat [A] weer bij zinnen was en
weer op adem was. Er was geen spoedeisende medische hulp noodzakelijk. Ten stelligste wordt bestreden dat de p.i.w.-er tegen klager ‘I will kill you’ gezegd zou hebben. De p.i.w.-er werkte eigenlijk nooit met klager. Hij kan zich niet voorstellen dat
de p.i.w.-er dreigementen naar klager zou hebben geuit. Verder zijn er striemen geconstateerd door het afdelingshoofd. Het afdelingshoofd heeft daarvan foto’s gemaakt. De p.i.w.-er heeft gezien dat [A] op een stoel zat met zijn rug in een hoek. Klager
stond erover heen gebogen en haalde zijn handen uit [A]’s nekstreek. Door het incident was veel onrust in de inrichting ontstaan. Klager kon niet in de inrichting blijven. Als het incident niet had plaatsgevonden, had klager in het regime van algehele
gemeenschap kunnen blijven.

3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar in verband met een overval op een Frans paar, waarbij de man voor de ogen van de vrouw is geliquideerd en de vrouw later meermalen door verschillende mededaders is verkracht, waarna zij in
België is vermoord. Ook wordt klager verdacht van strafbare feiten in Duitsland. Uitlevering naar België en Duitsland is toelaatbaar geacht en de Minister heeft besloten dat klager aan België wordt uitgeleverd zodra zijn straf in Nederland erop zit,
waarna België klager hoogstwaarschijnlijk zal uitleveren aan Duitsland. Klager draaide goed mee in het regime van algehele gemeenschap tot het incident dat op 1 oktober 2005 plaatsvond. Er vond een woordenwisseling plaats tussen klager en
medegedetineerde [A] Klager nodigde [A] vriendelijk uit om een en ander bij hem op cel te komen uitspreken. Enkele minuten later kwam een andere gedetineerde naar het personeel met de melding dat klager de keel van [A] aan het dichtknijpen was. Hierop
is het personeel direct naar klagers cel gegaan en zag [A] in een stoel en klager boven hem staan. Toen klager het personeel zag, liet hij [A] los, waarop deze hevig begon te braken en slijm op te hoesten. Ook had hij flinke rode striemen in de
halsstreek staan. Uit het bovenstaande blijkt dat klager de medegedetineerde heeft geprobeerd te wurgen. Dit kan nooit door [A] zelf zijn gedaan. Klager heeft, hoewel hij goed meedraaide in het regime van algehele gemeenschap, laten zien dat hij tot
zeer extreem geweld in staat is. Hij is voor wat betreft het incident zeer berekenend te werk gegaan. De beslissing om klager te plaatsen in de LABG te Vught is gebaseerd op het incident dat als zeer extreem en schokkend aangemerkt kan worden. Het doel
van de LABG is om gedetineerden, die in extreme mate een beheersrisico vormen, op te vangen. Getracht wordt om gedetineerden na een observatieperiode en eventueel crisisinterventie systematisch aan te passen aan het regime en daarvan een belonende
werking uit te laten gaan zodat terugplaatsing naar een regime met meer vrijheidsgraden gerealiseerd kan worden.

4. De beoordeling
4.1. De LABG te Vught heeft een bestemming van huis van bewaring en van gevangenis voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst
die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren
of
te verblijven.

4.3. Volgens melding van een medegedetineerde probeerde klager, die eerder in de EBI is geplaatst en vervolgens in een regime van beperkte gemeenschap, een andere medegedetineerde te wurgen. Door personeel is de medegedetineerde aangetroffen in
klagers cel onderuitgezakt in een stoel en stond klager er overheen gebogen. De medegedetineerde moest hevig braken en verkeerde in ademnood. De medegedetineerde heeft klager aangewezen als degene die hem wilde wurgen en heeft daarvan aangifte bij de
politie gedaan. In klagers strafzaak, die aangehouden is voor het horen van getuigen, heeft de medegedetineerde gepersisteerd bij zijn aangifte.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het hiervoor vermelde gedrag van klager, de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven