Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2461/GB, 21 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2461/GB

Betreft: [klager] datum: 21 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 september 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot detentiefasering en overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) of een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 23 januari 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Het beroep is door en namens klager als volgt toegelicht.
Detentiefasering is tegenwoordig ook al na veroordeling in eerste aanleg terwijl er ook hoger beroep loopt mogelijk. Op grond van deze wijziging in de wetgeving komt klager in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. of z.b.b.i. Klager heeft een vrouw
en
een kind van vijf jaar en hun tweede kindje is op komst. Hij wil graag naar een b.b.i. of z.b.b.i. om weer een exploitatievergunning aan te kunnen vragen bij de gemeente Tilburg voor zijn horeca-ondernemingen. De financiële schade die klager nu lijdt
wordt iedere dag groter en hij wil graag weer aan het werk zoals hij dat altijd heeft gedaan. Op dit moment moet zijn vrouw het gezin alleen onderhouden met haar parttime baan en dat is erg zwaar. Voorts meent klager dat de enkele omstandigheid dat hij
zich heeft onttrokken aan de voorlopige hechtenis hem niet tot het einde van de rit tegengeworpen kan blijven worden. Vluchtgevaar is nimmer aanwezig geweest en zeker niet nu zowel zijn sociale als zijn zakelijke belangen zich in Nederland bevinden.
Zonder meer vrijheden kan geen sprake zijn van enige resocialisatie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft aangegeven dat hij het recht heeft om bij veroordeling in eerste aanleg te worden geselecteerd. Dat is juist. Klager verblijft momenteel in de gevangenis Grave. Alleen het verzoek van klager betreffende de b.b.i. van zijn keuze is
afgewezen, omdat het OM hier gemotiveerd negatief op adviseerde.

4. De beoordeling
Uit het advies van de advocaat-generaal blijkt dat klager zich in voorlopige hechtenis bevindt op de recidivegrond en vanwege vluchtgevaar. Hij heeft zich in deze zaak ook aan de naspeuringen van justitie onttrokken. Een verzoek tot schorsing
is
recent (23 mei 2006) door het hof afgewezen, kennelijk in verband met het vluchtgevaar. Onder deze omstandigheden behoort klager niet in aanmerking te komen voor enige vorm van verlof.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, na afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op zijn voorgeschiedenis en het door het OM gegeven negatieve advies, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een (zeer) beperkt
beveiligingsniveau.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 21 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven