Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2189/GA, 24 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2189/GA

betreft: [klager] datum: 24 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 augustus 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Pollartstraat te Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren. Klager, die op 6 september 2006 uit vreemdelingenbewaring is ontslagen en aan wie is bevolen om voor 8 september 2006 Nederland te verlaten,
is
niet in staat geweest om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens het niet opvolgen van opdrachten van het personeel en het verbaal bedreigen van dat
personeel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de uitspraak van de beklagcommissie. Het verslag dat is opgemaakt omtrent klager staat vol met leugens. Door de directeur wordt met de regels gespeeld, klager is het daar niet mee eens en wil graag een rechtvaardig besluit.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts heeft hij nog aangevoerd dat de aan klager opgelegde vreemdelingenbewaring op 6 september 2006 is opgeheven en dat klager Nederland voor 8 september 2006 diende te
verlaten.
Een huidig adres van klager is niet bekend.

3. De beoordeling
De directeur heeft de bevoegdheid om ingevolge artikel 24 Pbw een gedetineerde in afzondering te plaatsen, bijvoorbeeld wanneer dit in het belang is van het handhaven van de orde en veiligheid binnen de inrichting. Afzondering is te onderscheiden van
een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel op grond van artikel 50 Pbw. Afzondering is een ordemaatregel die duurt voor zolang zij noodzakelijk is en dient te worden beëindigd zodra dit mogelijk en verantwoord is. Voor plaatsing in
afzondering is niet vereist dat een gedetineerde zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Voor oplegging van een
disciplinaire straf is het nodig dat de gedetineerde een strafbaar feit in penitentiairrechtelijke zin heeft begaan.

In de beslissing van 1 mei 2006 wordt vermeld dat aan klager een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wordt opgelegd wegens het geen gehoor geven aan opdrachten van het personeel en het verbaal bedreigen
van
het personeel. Dit laatste duidt er op dat klager strafbaar gedrag heeft gepleegd en dat dat gedrag gesanctioneerd moest worden. Gelet op die motivering had het voor de hand gelegen dat de directeur had gekozen voor strafoplegging in plaats van een
ordemaatregel. Zulks geldt temeer nu de directeur in zijn toelichting bij de beklagrechter spreekt van een disciplinaire maatregel. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de motivering van de directeur de bestreden beslissing niet kan dragen.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat de uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog op formele gronden gegrond moet worden verklaard.

Nu de beslissing van de directeur materieel gezien niet onredelijk en onbillijk moet worden geacht, acht de beroepscommissie in dit geval geen termen aanwezig voor de vaststelling van een (financiële) tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag op formele gronden alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven