Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1765/GB en 06/1996/GB, 10 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1765/GB en 06/1996/GB

Betreft: [klager] datum: 10 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, op respectievelijk 14 juli 2006 (kenmerk 06/1765/GB) en 8
augustus 2006 (kenmerk 06/1996/GB) ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee op respectievelijk 7 juli 2006 (kenmerk 06/1765/GB) en 4 augustus 2006 genomen beslissingen van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft:
a. klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn tegen de beslissing van 29 mei 2006 om hem over te plaatsen naar de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen (jovo-gevangenis) te Zutphen ingediende bezwaarschrift; en
b. het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing van 17 juli 2006 om de selectiebeslissing van 7 juli – strekkende tot overplaatsing naar de penitentiaire inrichting voor psychologisch onvolwassenen Grave, een beperkt beveiligde
inrichting (b.b.i.) (hierna: jovo-b.b.i. Grave) – in te trekken, ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 11 november 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Nieuw Vosseveld te Vught. Op 25 april 2006 is hij overgeplaatst naar de jovo-b.b.i. Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Op 17 mei 2006
adviseert de directeur van de jovo-b.b.i. om klager, in verband met het ontbreken van een acceptabel verlofadres, over te plaatsen naar een gesloten inrichting. Bij beslissing van 22 mei 2006 wordt klager geselecteerd voor plaatsing in de
jovo-gevangenis Nieuw Vosseveld. Op 29 mei 2006 wordt klager andermaal geherselecteerd, nu voor de jovo-gevangenis te Zutphen. Klager wordt op 7 juni 2006 overgeplaatst naar laatstgenoemde jovo-gevangenis. Op 7 juli 2006 wordt klager andermaal
geselecteerd voor overplaatsing naar de jovo-b.b.i. Grave. Op 17 juli 2006 wordt de beslissing van 7 juli 2006 ingetrokken. Klager verblijft thans in de jovo-gevangenis Zutphen.

2.2. Bij uitspraak van 28 augustus 2006, met nummer 13594/06, van de alleensprekende beklagrechter bij de jovo-b.b.i. Grave, is klagers beklag betreffende het door het bureau selectie- en detentiebegeleiding (BSD) opgeven van een onjuist verlofadres
gegrond verklaard. De directeur is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissingen van de selectiefunctionaris – voor zover in het kader van de behandeling van het beroep van belang – als volgt toegelicht.
Het beroep ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring (onderdeel a) richt zich niet zozeer tegen de reden voor het niet-ontvankelijk verklaren. Aanleiding daarvoor was immers de hernieuwde selectie voor de jovo-b.b.i. Grave. Omdat klager kennelijk
ten onrechte, door de opgave van een verkeerd verlofadres door het BSD, is weggeplaatst uit de jovo-b.b.i., is hij van mening dat hem een financiële tegemoetkoming toekomt voor de tijd die hij ten onrechte in een normaal beveiligde inrichting heeft
moeten doorbrengen.
Ten aanzien van onderdeel b van het beroep is aangevoerd dat klager in het voorjaar van 2006 is geselecteerd voor plaatsing in de jovo-b.b.i. Grave. Klager heeft daar toen een aanvraag gedaan voor verlof. In het kader van de behandeling van die
aanvraag
stelde het BSD klagers verlofadres ter discussie. Tegen dat handelen van het BSD is beklag ingesteld, welk beklag ook gegrond is verklaard. In die periode is nooit gerept over gedragingen en/of incidenten, op grond waarvan klager naar een gesloten
inrichting zou moeten worden overgeplaatst. Het bezwaar tegen de beslissing om klager te herselecteren voor een gesloten inrichting is niet-ontvankelijk verklaard en klager is andermaal geselecteerd voor plaatsing in de jovo-b.b.i. Grave. Op 17 juli
2006 werd die laatste selectiebeslissing weer ingetrokken op grond van “nieuwe” informatie. Tegen die beslissing is bezwaar ingesteld en dat bezwaar is ongegrond verklaard. Tegen die laatste beslissing is het beroep gericht. De informatie die tot de
aangevallen beslissing heeft geleid is geen nieuwe informatie, maar informatie die reeds bekend was bij de jovo-b.b.i. Grave. In eerste instantie heeft de directeur van de jovo-b.b.i. klagers verblijf aldaar laten struikelen op het verlofadres. Pas
nadat klager opnieuw voor Grave werd geselecteerd kwam de inrichting alsnog met een viertal incidenten die aan klagers plaatsing in de weg zouden staan. Nu die informatie niet al bij de eerste beslissing (sub a) bekend is gemaakt, is het onredelijk om
die informatie later alsnog toe te voegen.
De incidenten kunnen overigens de beslissing om klager niet te selecteren voor de jovo-b.b.i. niet dragen. Het eerste incident betreft een voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf op 13 mei 2005. Indien hier sprake was geweest van grote irritatie,
was er wel een andere sanctievorm toegepast. Overigens loopt hierin nog een beklag. Het tweede incident betreft het zoekraken van een houten blokje van een kluissleutel door het bezoek van klager. Klager heeft toen aangeboden de eventuele kosten te
vergoeden. Verder heeft hij in dit incident geen rol gehad. Het derde incident betreft het voorhanden hebben van medicijnen. Die medicijnen gebruikte klager in verband met darmklachten. Het betrof geen contrabande en hem is daarvoor geen sanctie
opgelegd. Het vierde incident betreft het door een medegedetineerde roepen van een scheldwoord naar een personeelslid. Klager is daarvan beschuldigd en daarvoor bestraft. Hem is die disciplinaire straf overigens kwijtgescholden bij gelegenheid van zijn
overplaatsing naar Vught.
Deze vier incidenten hadden, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, niet mogen leiden tot een overplaatsing naar een gesloten inrichting.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissingen als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager is op 19 april 2006 vanuit de penitentiaire inrichting Vught overgeplaatst naar de jovo-b.b.i. Grave. Op 17 mei 2006 meldde de directeur van de jovo-b.b.i. dat klager, gelet op het ontbreken van een betrouwbaar c.q. aanvaardbaar verlofadres niet
(langer) voor plaatsing in de jovo-b.b.i. in aanmerking kwam. Daarnaast waren openbaar ministerie en politie van mening dat klager niet thuis hoorde in een inrichting met regimaire verlofmogelijkheden. Voorts adviseerde de inrichting negatief ten
aanzien van alle vormen van verlof. Omdat een en ander toen niet voldoende feitelijk was onderbouwd is klagers terugplaatsing naar een gesloten inrichting uiteindelijk gemotiveerd op het objectieve criterium van het ontbreken van een aanvaardbaar
verlofadres. Klager is toen, in afwachting van een aanvaardbaar verlofadres geselecteerd voor plaatsing in de jovo-gevangenis Nieuw Vosseveld.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager is vanuit de jovo-gevangenis Nieuw Vosseveld overgeplaatst naar de jovo-gevangenis Zutphen. Omdat daar bleek dat klager toen voldeed aan de criteria voor plaatsing in een b.b.i., is besloten hem andermaal te selecteren voor plaatsing in de
jovo-b.b.i. Grave. Ten tijde van het voorbereiden en nemen van die beslissing is door het b.s.d. van de jovo-b.b.i. Grave aangegeven dat er tijdens klagers eerdere verblijf in Grave geen verslagen omtrent hem zijn opgemaakt. Klager heeft tijdens zijn
verblijf in de jovo-gevangenis Zutphen een verzoek gedaan om algemeen verlof. Uit de bij dit verzoek gevoegde stukken van de jovo-b.b.i. Grave bleek dat klager betrokken was geweest bij een viertal incidenten, waarvoor hij ook was gesanctioneerd. Het
verzoek om verlof is toen afgewezen en het tegen die beslissing ingediende beroep is door de beroepscommissie op 21 augustus 2006 (kenmerk 06/1793/GV) ongegrond verklaard. Op grond van de incidenten voldeed klager niet langer aan de criteria voor
plaatsing in een b.b.i., reden waarom de eerdere beslissing is ingetrokken.

4. De beoordeling
4.1. De jovo-gevangenis Zutphen is een gevangenis voor psychologisch onvolwassen mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Ten aanzien van onderdeel a van het beroep, dat nog slechts ziet op de toekenning van een tegemoetkoming voor het (als ten onrechte gestelde) verblijf in een inrichting met een normaal beveiligingsniveau, geldt dat de beroepscommissie pas
toekomt aan een beoordeling daarvan nadat op onderdeel b van het beroep zal zijn beslist.

Ten aanzien van onderdeel b:
Blijkens de overgelegde beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 17 juli 2006, is de eerdere selectiebeslissing d.d. 7 juli 2006 – strekkende tot overplaatsing naar de jovo-b.b.i. Grave – ingetrokken. Die intrekking geschiedde naar aanleiding van na
7 juli 2006 bekend geworden informatie. Blijkens die informatie is klager in de periode gelegen tussen 13 mei 2006 en 23 mei 2006 tot viermaal toe betrokken geweest bij incidenten, waarvan toen ook verslag is opgemaakt en waarvoor klager toen is
gesanctioneerd. Op zich kan dit reeds een beletsel vormen voor een plaatsing in een inrichting met regimair verlof.
De beroepscommissie heeft daarnaast ambtshalve kennis van de uitspraak van de beroepscommissie d.d. 21 augustus 2006 (kenmerk 06/1793/GV). In die uitspraak heeft de beroepscommissie overwogen dat klager – buiten de hiervoor genoemde incidenten –
blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister sinds 1999 met regelmaat met politie en justitie in aanraking is geweest terzake van het plegen van misdrijven en overtredingen en dat daaruit de vrees kan worden afgeleid dat de
aanmerkelijke kans bestaat dat klager zich, bij eventueel verlof, schuldig zal maken aan strafbare feiten. Die vrees voor herhaling en de incidenten waarbij klager in de jovo-b.b.i. Grave betrokken is geweest, één en ander in onderling verband en
samenhang bezien, maken dat er ten aanzien van klager, mede gelet op het bepaalde in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden d.d. 15 augustus 2000 (nr. 5042803/00/DJI), een
contra-indicatie bestaat voor een verblijf in een b.b.i. Dat maakt dat de hiervoor genoemde en op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing sub b van de selectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting
geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Dit onderdeel van het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel a van het beroep overweegt de beroepscommissie dat de beslissing om klager vanuit de jovo-b.b.i. Grave (via de jovo-gevangenis Nieuw Vosseveld) over te plaatsen naar de jovo-gevangenis Zutphen, achteraf oordelend, is genomen
op
een verkeerde grond. Dat laat evenwel onverlet dat klager, zoals hiervoor ten aanzien van onderdeel b van het beroep is overwogen, op zich reeds ten tijde van het nemen van die beslissing (van 29 mei 2006) niet in aanmerking kwam voor een (verder)
verblijf in een b.b.i. Nu klager in beroep feitelijk nog slechts om een tegemoetkoming verzoekt voor de tijd dat hij ten onrechte niet in een b.b.i. heeft verbleven, acht de beroepscommissie – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – geen termen
aanwezig voor het toekennen van enige tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven