Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1782/GM, 21 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1782/GM

betreft: [klager] datum: 21 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 juni 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord door mr. Chr.M. Aarts en J.G.J. de Boer, voorzitter respectievelijk lid van de beroepscommissie, bijgestaan door R. Kokee,
secretaris.
De inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis De Geerhorst heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 31 mei 2006, betreft het niet opstarten van de HIV-medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager verzoekt om aanhouding van de behandeling van het beroep teneinde de inrichtingsarts in de gelegenheid te stellen bij de behandeling aanwezig te kunnen zijn.

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De internist van klager heeft hem tijdens zijn verblijf in de locatie Overmaze te Maastricht overgehaald om opnieuw te starten met HIV-medicatie. Het was dus allemaal met de internist kortgesloten. De
inrichtingsarts van de locatie De Geerhorst weigert echter HIV-medicatie voor te schrijven. Klager wil niet eerst in discussie met de inrichtingsarts. Klager is hem geen antwoord verschuldigd waarom hij een jaar geleden met de medicatie is gestopt. De
opmerking van de medisch adviseur dat het onjuist is om medicijnen met tussenpozen te gebruiken, is onzin. Klager kan zo vaak stoppen als hij wil, als hij maar niet onregelmatig zijn medicijnen inneemt. HIV-patiënten stoppen dikwijls met hun medicatie.
Klager heeft hierover college in het AZM gegeven; hem hoeven ze niets wijs te maken. Gelet op klagers CD4 cellen is het van levensbelang dat hij meteen met de HIV-medicatie start. Klager had in juli 2006 hoofdpijn en heeft de medische dienst diverse
keren aangegeven dat hij naar het AZM moest. Het feit dat klager hierdoor suïcidaal was interesseert de medische dienst niets. De inrichtingsarts in Vught constateerde meteen een ontsteking in de lymfeklier. Het is kwalijk om iemand zo lang te laten
lopen. Klager is het zat. Hij heeft in De Geerhorst geen intakegesprek gehad en de medische gegevens kloppen niet.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft op 31 mei 2006 de inrichtingsarts verzocht weer te mogen starten met HIV-medicatie. De inrichtingsarts merkte op dat klager deze medicatie al vaker heeft gehad en er toen mee is
gestopt. Voor de inrichtingsarts is dat aanleiding eerst met klager te praten over zijn motivatie. Klager heeft aan de penitentiair verpleegkundige echter aangegeven onder geen beding met de behandelend arts in dicussie te gaan over zijn motivatie.
Klager acht zich op het terrein van HIV-medicatie een autoriteit. Bij de inrichtingsarts veronderstelt hij een grote lancune in kennis. Klager komt niet als automatisme weer in aanmerking voor HIV-medicatie. De motivatie moet eerst helder en echt
overtuigend zijn. Op 17 juli 2006 is er sprake van een pijnklacht. Er is geen reden voor medische interventie, laat staan verwijzing naar de HIV-poli van het AZM. Het lijkt erop dat klager een man is die nogal eigenmachtig de regie in handen wil nemen
waar het zijn medische behandelingen betreft. De problemen zijn ook te relateren tot de situatie rond zijn gezin. Klager is inmiddels overgeplaatst naar de p.i. Vught. De HIV-poli van het AZM heeft met de p.i. Vught afgesproken dat eerst met klager een
aantal gesprekken dienen plaats te vinden gericht op het toetsen van zijn motivatie voor een HIV-behandeling. Het HIV-traject zal via het AZM blijven lopen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om te beslissen op het beroep en wijst het verzoek van klager om de behandeling van het beroep aan te houden af.

Vast is komen te staan dat klager op 31 mei 2006 de inrichtingsarts heeft verzocht te starten met HIV-medicatie. Gebleken is dat klager een eerder behandeltraject met HIV-medicatie heeft afgebroken. Klager stelt dat tijdens zijn verblijf in de locatie
Overmaze, voorafgaand aan zijn overplaatsing naar de gevangenis De Geerhorst, hij met de internist van de HIV-poli van het AZM heeft afgesproken weer met HIV-medicatie te kunnen beginnen. Naar het oordeel van de beroepscommissie neemt dit niet weg dat
de inrichtingsarts verantwoordelijk is voor het medicijngebruik van klager. Na een eerder afgebroken behandeling is het niet onredelijk dat de inrichtingsarts eerst met klager wil spreken over zijn motivatie. Klager weigert echter met de
inrichtingsarts
hierover in gesprek te gaan. Weliswaar is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichtingsarts wellicht zich meer had kunnen inspannen om klager te informeren en voor te lichten over zijn medicatiebeleid – wellicht had dit een escalatie kunnen
voorkomen - het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien kan het handelen van de inrichtingsarts echter niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. M.F. van Brederode-Zwart, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven