Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1771/GA, 9 november 2006, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1771/GA

betreft: [klager] datum: 9 november 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 juni 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de weigering om onderzoek te doen naar een anonieme brief;
b. de weigering om klagers advocatenkosten te vergoeden en
c. de weigering om klager een schadevergoeding te geven.

De beklagcommissie heeft de onderdelen a. en c. van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en klager met betrekking tot onderdeel b. van het beklag niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is als gevolg van een anonieme GRIP-melding, inhoudende dat er een ontsnapping ging plaatsvinden waarbij vuurwapens zouden worden gebruikt, acuut overgeplaatst en heeft zijn baan als reiniger verloren. Nadat duidelijk werd dat hij hier niets mee
te maken had, is hij na enige tijd teruggeplaatst naar zijn oude afdeling en mocht hij zijn werk als reiniger weer verrichten. Hoewel klager reeds was geselecteerd voor Veenhuizen is hij naar alle waarschijnlijkheid toch ten gevolge van de
gebeurtenissen overgeplaatst naar Vught. De melding was hoogstwaarschijnlijk afkomstig van één of meer medegedetineerde(n) en bedoeld als wraakactie omdat klager het baantje van reiniger had ‘ingepikt’. Hoewel de terreur van de groep richting klager
bekend was, heeft de directeur tot aan bovengenoemd incident nooit concrete stappen ondernomen om hem hiertegen te beschermen. Naar klagers weten is er niemand van de groep, die hem dit aandeed, aangesproken, laat staan gestraft. Klager kan dit slecht
verwerken. Klager heeft de navolgende schade geleden. Hij is enige tijd overgeplaatst naar een andere afdeling en de groep, die hem het leven zuur maakte, niet. Hij heeft zijn baan als reiniger enige tijd niet mogen vervullen en daardoor ten onrechte
geen inkomsten genoten. Naar alle waarschijnlijkheid is klager ten gevolge van de GRIP-melding overgeplaatst naar een andere inrichting dan waarvoor hij geselecteerd was en waarvoor hij voorkeur had. De overplaatsing heeft voor veel stress gezorgd.
Klager wenst middels deze procedure enige vorm van financiële compensatie. De anonieme brief, die naar het meldpunt GRIP is gezonden, heeft klager tot op heden niet gezien. Klager heeft vernomen dat zijn naam niet wordt genoemd in de brief, maar dat
men
schrijft over een Colombiaan. Klager is van Mexicaanse afkomst. Klager heeft zich nooit inhoudelijk kunnen verweren tegen de inhoud van de brief. Klager stond bekend als een modelgedetineerde. Hij ervaart gevoelens van stress, onzekerheid, frustratie
en
boosheid omtrent deze situatie, waarin hij zonder enige schuld verzeild is geraakt. Voor deze immateriële schade wenst hij compensatie van de directeur te ontvangen.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep met betrekking tot de beklagonderdelen a. en c. is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve terzake ongegrond worden
verklaard.
Voor wat betreft onderdeel b. van het beklag overweegt de beroepscommissie dat klager door de directeur financieel gecompenseerd wenst te worden voor advocaatkosten en dat dit door de directeur is geweigerd. De beroepscommissie is van oordeel dat
sprake
is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw en zal klager, anders dan de beklagcommissie, ontvangen in dit onderdeel van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt vernietigen. De beroepscommissie is van oordeel
dat de betreffende beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt en zal dit onderdeel van het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de beklagonderdelen a. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van beklagonderdeel b. de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager ontvankelijk in dit beklagonderdeel, maar verklaart dit ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 november 2006

secretaris voorzitter

Naar boven