nummer: 06/2260/GA
betreft: [klager] datum: 30 oktober 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Amsterdam,
gericht tegen een uitspraak van 31 augustus 2006 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b/ISD, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, is [...], afdelingshoofd bij het h.v.b./ISD Amsterdam, gehoord.
Klager is inmiddels voortvluchtig. Hij is indertijd op behoorlijke wijze opgeroepen, doch niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de terugplaatsing van klager in het passantenregime, wegens onttrekking aan de maatregel voor strafrechtelijke opvang van verslaafden (SOV) tijdens werkzaamheden buiten de inrichting.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zou in verband met psychische problematiek behandeld moeten worden, maar dat gebeurt in de SOV niet. Er zijn geen afspraken met klager te maken. Zodra hij naar buiten mag, gaat hij er vandoor. Hij is nu voor de vierde keer weggelopen. Hij heeft
intussen ook in voorlopige hechtenis gezeten. Door de rechtbank is bepaald dat klager weer terug in het programma moest.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager heeft zich op 17 januari 2006 voor de derde keer onttrokken aan zijn SOV-maatregel. Op 9 februari 2006 is klager in verzekering gesteld wegens verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Op verzoek van klager is de voorlopige hechtenis van
klager geschorst zodat hij weer in de SOV kon worden geplaatst. Onder die omstandigheden is het geenszins onredelijk of onbillijk te achten dat klager wordt (terug)geplaatst op de inkomstenafdeling. Deze terugplaatsing in fase is op goede gronden als
volgt schriftelijk gemotiveerd: “u zich niet begeleidbaar opstelt; u zich niet houdt aan afspraken”. In de schriftelijke beslissing wordt als wetsbepaling waarop de beslissing is gestoeld artikel 9, tweede lid, onder g, van de Pbw vermeld. Die evident
onjuiste verwijzing is echter onvoldoende om te concluderen tot gegrondheid van het beklag. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 30 oktober 2006
secretaris voorzitter