Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2158/GA, 26 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:26-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2158/GA

betreft: [klager] datum: 26 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Spel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 juli 2006 van de beklagcommissie bij de Detentieboot Reno te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2006 gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, is klagers raadsvrouw, mr. A. Spel, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De directeur van de Detentieboot is zonder kennisgeving niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van voorwerpen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft in september 2005 een preciosazak ingevoerd. Vervolgens heeft hij in oktober 2005 een Pumatas ingevoerd en in november 2005 een Liveratas. Bij het invoeren van voorwerpen op de Detentieboot, gaan de voorwerpen over het algemeen eerst naar
het Bad. Daar worden de voorwerpen gecontroleerd en genoteerd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Voor de beoordeling is het volgende van belang.
Klager is op 15 september 2005 gearresteerd. Vanaf 27 september 2005 is klager gedetineerd op de Detentieboot Reno. Op 9 november 2005 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd van opsluiting in een strafcel en deze straf is ten uitvoer gelegd in
de penitentiaire inrichting De Schie (p.i.) te Rotterdam. In aansluiting op het ondergaan van de disciplinaire straf is klager op 7 december 2005 overgeplaatst naar de p.i. Tilburg. Uit een schriftelijke verklaring gedateerd op 28 augustus 2006 van
penitentiair inrichtingswerker Van den Heuvel van de p.i. Tilburg, blijkt dat klager in een scheuroveral is binnengekomen. Verder blijkt er een sporttas voor klager te zijn binnengekomen, bevattende een zomerjas en een paar schoenen. Van den Heuvel
concludeert: “Als in de sporttas geen slip, t-shirt, trui of wat dan ook aangetroffen wordt is dat erg vreemd”.
Een zich bij de stukken bevindende kopie van de detentiekaart van klager bevat de volgende handgeschreven aantekeningen: “wel preciosa/geen bagage; ...-10-05 Invoer zwarte Pumatas; ..2-10-05 kleding verstrekt; 7-10-05 verzoek voor Arabische jurk, deze
verstrekt; ...10-05 Er lag een zak klaar voor uitvoer. Deze is retour bagage, omdat deze man vandaag naar de LAA De Schie wordt geplaatst; ..-10-05 Invoer (Liveratas) uitgezocht en los bij de bagage geplaatst.” Bij de stukken bevindt zich voorts een
lijst
met vermiste voorwerpen (in hoofdzaak kleding, waaronder bijvoorbeeld ook een Marokkaanse jurk).
Op grond van het voorgaande is aannemelijk dat klager over meer voorwerpen heeft beschikt dan alleen over een zomerjas en een paar schoenen. De registratie van ingevoerde, opgeslagen en verzonden voorwerpen is in het bijzonder gelet op de omstandigheid
dat klager extern is afgezonderd en daarmee zelf geen enkele verantwoordelijkheid voor de voorwerpen kon dragen, onvoldoende geweest. Gelet daarop kan de beslissing van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog gegrond te
worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen.
De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van
de
desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op € 150,=, met de bepaling dat dit bedrag dient te worden overgemaakt op de derdenrekening van het kantoor van klagers raadsvrouw, Leijen & Nandoe Advocaten te Alkmaar.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 150,=, te voldoen door overmaking op de derdenrekening van Leijen & Nandoe Advocaten te Alkmaar.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 26 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven