Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1838/GB, 25 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1838/GB

Betreft: [klager] datum: 25 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager, alsmede een aanvullend beroepschrift ingediend namens klager door mr. W.J. Ausma

gericht tegen een op 17 juli 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 december 2002 gedetineerd. Na een verblijf in het Elektronisch Detentiehuis (p.c.t.) Breda is op 6 juli 2006 beslist tot de beëindiging van klagers deelname aan het p.p. en overplaatsing naar het huis van bewaring De Boschpoort te
Breda als passant voor herselectie. Op 15 september 2006 is klager geplaatst in de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld te Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. In het kader van zijn p.p. is klager in dienst bij een werkgever. Op 4 juli 2006 is klager ernstig ziek geworden. Hij heeft
zich,
conform afspraak, ziek gemeld bij zijn werkgever. Klager heeft echter verzuimd zich ziek te melden bij het p.c.t. te Breda en heeft zijn verblijfsadres verlaten. Klager was erg ziek en heeft getracht zich aan de gemaakte afspraken te houden. Hij heeft
direct zijn werkgever ingelicht en is vervolgens samen met zijn ene zus naar de huisarts gegaan. Klager was fysiek niet in staat dit op eigen kracht te doen. Bij de apotheek heeft hij de door de huisarts voorgeschreven medicijnen opgehaald. Vervolgens
is klager met zijn zus meegegaan zodat zij hem de nodige aandacht en verzorging kon geven. Het was voor zijn zus, in verband met haar gezinssituatie, niet mogelijk om klager bij hem thuis te verzorgen. Omdat klager, na zijn telefonisch onderhoud met de
werkgever niet meer over voldoende beltegoed beschikte, heeft hij zich niet bij het p.c.t. ziek kunnen melden. Ook zijn zus beschikte niet over voldoende beltegoed. Door de selectiefunctionaris wordt aangegeven dat het p.c.t. op 4 juli telefonisch
contact heeft gehad met de zus van klager. Zijn andere zus [A] heeft te kennen gegeven niet te weten waar klager zich ophield. Dit is juist, doch klager heeft meerdere zussen. Het p.c.t. heeft niet met de zus van klager gesproken waar hij die dag
verbleef. [A], die door het p.c.t. gebeld is, was niet op de hoogte van zijn ziekte. Klager kon ook haar, door zijn gebrek aan beltegoed, niet inlichten. Ten aanzien van het feit dat klager onbereikbaar was, voert klager het volgende aan. Het eerste
telefoonnummer dat bij het p.c.t. bekend is, is het vaste telefoontoestel van klager. Dit toestel kon hij niet beantwoorden omdat hij niet thuis verbleef. Het tweede nummer betreft het nummer van de vorige mobiele telefoon van klager. Deze telefoon is
echter gestolen. Op 2 juli 2006 heeft klager van zijn zus een nieuwe telefoon gekregen zodat hij weer bereikbaar was. Het nummer hiervan was op 4 juli nog niet aan het p.c.t. doorgegeven. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, buiten de wil
van klager gelegen, is klager korte tijd onbereikbaar geweest. Niet gesteld kan worden dat klager zich opzettelijk aan zijn detentie heeft onttrokken. Er is derhalve geen sprake van ernstige overtredingen op grond waarvan het p.p. beëindigd dient te
worden. Artikel 9 van de Penitentiaire Maatregel stelt dat de directeur, bij overtreding van de voorwaarden van het p.p. kan beslissen tot het geven van een waarschuwing, wijziging of aanvulling van het p.p. of het adviseren van de selectiefunctionaris
de deelname aan het p.p. te beëindigen. Nu deze beslissing afhankelijk is van de ernst van de overtreding, is het geheel niet duidelijk waarom de directeur direct voor de meest zware maatregel, en niet eerst voor een waarschuwing, heeft gekozen. De
keuze van de directeur is derhalve disproportioneel en houdt een ernstige verstoring van het resocialisatieproces van klager in. Bovendien dreigt klager door deze beslissing zijn woning te verliezen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft zich volgens de rapportage op maandag 3 juli 2006 bij zijn werkgever (stageplaats) ziek gemeld met de mededeling dat hij dinsdagmiddag weer aanwezig zou
zijn. Klager heeft zich niet ziek gemeld bij het p.c.t. De regelgeving betreffende ziek melden tijdens een p.p. zijn bekend bij klager. Op dinsdag 4 juli 2006 heeft zijn werkgever de afwezigheid van klager op 3 en 4 juli 2006 bij het p.c.t. gemeld.
Direct heeft de begeleider van het p.c.t. getracht telefonisch contact te krijgen met klager. Verschillende opgegeven telefoonnummers zijn gebruikt, echter zonder resultaat. Volgens de regelgeving dient klager altijd telefonisch bereikbaar te zijn op
het opgegeven verblijfadres. De toezichthouder van het elektronisch toezicht heeft bevestigd dat klager wel op 3 en 4 juli op de reguliere, bekende aanvangstijden van zijn arbeid, zijn verblijfsadres heeft verlaten. Op dinsdag 4 juli heeft klager een
huisarts bezocht en medicatie voorgeschreven gekregen. Op woensdag 5 juli heeft klager zich bij het p.c.t. gemeld. Kennelijk heeft zijn zus klager kunnen bereiken en hem verteld dat hij zich terstond diende te melden. De selectiefunctionaris stelt dat
hij alleen maar kan concluderen dat klager zich op maandag 3 juli 2006 wel degelijk heeft onttrokken aan direct toezicht en bij de toezichthouder elektronisch toezicht de indruk heeft gewekt naar zijn werk te zijn gegaan. Klager heeft zich onttrokken
aan het toezicht en heeft zijn ziekmelding niet gemeld conform de regelgeving. Een waarschuwing kan voldoende zijn om iemand te corrigeren. Het betreft dan een relatief kleine overtreding. Onttrekking aan detentie valt niet onder de noemer van kleine
overtreding en daarom is een waarschuwing niet op zijn plaats. Dat het beëindigen van een p.p. vaak grote gevolgen heeft voor een resocialisatieproces is navenant. Dat had klager zich moeten beseffen. Overigens is klager regelmatig gewaarschuwd voor
tijdsovertredingen. Dat is ook de reden dat klager na 1/3 termijn niet ontkoppeld is van elektronisch toezicht.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen. Uit de rapportage d.d. 4 juli 2006 blijkt dat klager zich niet heeft ziek
gemeld
bij het p.c.t., terwijl de regels van het p.p. dit uitdrukkelijk voorschrijven. Daarnaast was klager, in strijd met diezelfde regels, telefonisch niet bereikbaar op het opgegeven verblijfadres. Klager is bekend met de regels omtrent deelname aan een
p.p. en dient die dan ook strikt na te leven. Hij is regelmatig gewaarschuwd voor tijdsovertredingen en dat is de reden geweest dat het elektronisch toezicht is voortgezet na 1/3 termijn. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 25 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven