Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1696/GA, 20 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1696/GA

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2006 van de beklagcommissie bij de locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2006, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is gehoord [...], unit-directeur bij de locatie De Marwei.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager geen hulp krijgt van het maatschappelijk werk in de inrichting ondanks diverse verzoeken daartoe.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Met betrekking tot het functioneren van het maatschappelijk werk is de beklagcommissie van mening dat dit om een algemene regeling gaat en derhalve niet-ontvankelijk is. Klager bestrijdt dit echter, artikel 43, eerste en tweede lid, van de Pbw is hier
duidelijk over. Een nieuwe definitie of nieuw beleid doet niets af aan het feit dat de wet, in dit geval de Pbw, nageleefd dient te worden. Klager valt als TBS-passant in het huis van bewaring onder deze wetgeving. De wetgeving kent daar geen
uitzondering in wat klager betreft.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is contact geweest tussen een medewerker van het MMD en de TBS kliniek waar klager verbleef. De uitkomst van dat contact was dat als klager een briefje met zijn verzoek om het toesturen van stukken zou schrijven, hij die zou krijgen. Die uitkomst
beviel klager niet en hij heeft dan ook niets gedaan. Klager zou een slechte relatie met medewerkers van de kliniek hebben. Er is hem ook gevraagd waarom zijn raadsman niet iets voor hem zou kunnen doen, maar die was op vakantie. Het MMD heeft een
ander
beleidskader gekregen en er is een overgangsfase geweest van de oude werkwijze naar de nieuwe. Het MMD deed wat de reclassering voorheen deed en die taak is nu wat kleiner geworden. De aandacht is gericht op de eerste fase in het huis van bewaring en
de
laatste fase bij de nazorg. Het is onmogelijk om elke willekeurige hulpvraag in behandeling te nemen. Er wordt wel altijd gereageerd op een hulpvraag, in de zin dat deze wordt terugverwezen met een advies aan de gedetineerde wat te doen. Zo is er de
mogelijkheid van overleg met de mentor en zijn er veel standaardbrieven die voor diverse situaties kunnen worden gebruikt. Hier nam klager echter geen genoegen mee.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op sociale verzorging en hulpverlening. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de directeur er zorg voor draagt dat reclasseringswerkers en daarvoor in aanmerking komende
gedragsdeskundigen de in het eerste lid omschreven zorg en hulp in de inrichting kunnen verlenen. Dit betreft een zorgplicht van de directeur waar gedetineerden zich over kunnen beklagen. Het beklag van klager zal derhalve alsnog ontvankelijk worden
verklaard.

De beroepscommissie maakt uit de stukken en de inlichtingen van de directeur op dat er op klagers hulpvragen is gereageerd door telefonisch contact te leggen met de TBS kliniek waar hij verbleef en dat de uitkomst daarvan aan hem is medegedeeld. Voor
het overige is klager verwezen naar andere mogelijkheden. De beroepscommissie is van oordeel dat vanuit de inrichting voldoende inspanning is geleverd om aan klagers hulpvragen tegemoet te komen. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 20 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven