nummer: 06/1627/GA
betreft: [klager] datum: 19 oktober 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 juni 2006 van de beklagcommissie bij de ISD Rotterdam te Hoogvliet,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld ISD in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. E.R. Weening, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering toestemming te verlenen voor het houden van planten op de cel van klager.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is door de rechtbank op 31 augustus 2006 veroordeeld tot de ISD-maatregel. In het kader van het opgestelde verblijfsplan had klager diverse
faciliteiten. Hij had onder andere meer voorwerpen op zijn cel dan bij een gewone detentie is toegestaan. Hij mocht planten op zijn cel houden. De directeur heeft deze faciliteiten ingetrokken omdat het SOV-programma niet langer bestaat. Hierdoor mag
klager geen planten meer op zijn cel houden. De directeur stelt dat hij niet anders kan dan deze faciliteiten intrekken. Klager meent dat de directeur gebruik kan maken van zijn discretionaire bevoegdheid en hem, ook onder het nieuwe systeem,
individueel extra faciliteiten kan toestaan, waaronder het houden van planten op cel. De directeur heeft in redelijkheid niet kunnen beslissen deze faciliteiten in te trekken door zich slechts te beroepen op het nieuwe systeem.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 45, eerste lid, Pbw kan in de huisregels worden bepaald dat het bezit van bepaalde voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde
of de veiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen. Vast staat dat de directeur per 1 januari 2006 vorenbedoelde huisregels heeft gewijzigd in die zin dat sindsdien in onderdeel 4.5.1.1
planten worden aangewezen als verboden voorwerpen. Het beklag is daarmee gericht tegen een algemene voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regeling. Tegen een dergelijke regeling staat geen beklag open, behalve indien de
regeling
in strijd zou zijn met hogere wet- of regelgeving. Daarvan is in dit geval geen sprake. De uitspraak van de beklagcommissie kan niet in stand blijven en klager moet alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 19 oktober 2006
secretaris voorzitter